in de pers
(De Eemslander, 14 maart 2007)
Boekenweek-verhaal
van Kees Steketee
DELFZIJL - In het kader van de Boekenweek
heeft
de
Culturele Raad Delfzijl
de columnist, musicus,
theoloog en cabaretier Kees Steketee gevraagd een
verhaal te schrijven.
Lezen
Het
is al lang geleden.
Ik zat op de lagere school en onze onderwijzer had iets nieuws.
Hij maakte zelf verhalen en vragen daarover en we kregen het
uitgereikt op
glimmend papier met blauwe inkt en het rook heel
bijzonder. Het was een unieke
ervaring: leren over aardrijkskunde
en dan over het eigen dorp. In onze
beleving was het het nieuwe
leren!
Trots waren we op die stencils, zoals ze heetten. Hij maakte zelfs
een soort
landkaart van ons dorp. Wereldoriëntatie heet dat tegenwoordig.
Meester vertelde ook in het park alle namen van de bomen en planten die daar
stonden.
Niet dat we daarheen gingen om biologie te bedrijven. Nee, maar als
we naar die
vermaledijde gymnastiekzaal wandelden, die bij de openbare school
stond, liepen we
toch door dat park en zo maakte hij ook die tijd nog nuttig.
Aan mij waren de namen niet
besteed want ik was net in discussie met de jongen
met wie ik hand in hand liep, want
iedereen liep verplicht hand in hand met
een ander, over de uitspraak van margarine,
blue band. Een gewoon mens zei
bleu band, en als je het op zijn engels uitsprak was je
een uitslovertje. Dat
vond hij tenminste…
Ik was geen uitslovertje, maar best een slim kereltje.
Ik was daar niet buitengemeen trots op maar ik schaamde me er ook niet voor.
Dat je
niet dom was, was allemaal genade, ook dat werd ons geleerd.
Slimme jongetjes hadden in de klas tijd over. Dan mochten ze van de plank
achter in de
klas een boek kiezen om te gaan lezen. Gewoon lezen. Niet
begrijpend lezen, nee, lekker,
wel stil, lezen. Ik had de plank natuurlijk in
een mum van tijd uit.
Een keer had ik een boek te pakken en halverwege de bladzijde klopte de tekst
niet meer.
De ene zin ging zomaar, zonder dat het duidelijk was waarom, over
in een volgende zin,
en er was geen touw meer aan vast te knopen. Ik las door
in de hoop het, heel Bijbels,
“na dezen te zullen verstaan”. Ik begrijp het
straks misschien wel. En inderdaad, onderaan
de bladzijde stond een regel
tekst die daar niets te zoeken had, en op de plek leek te horen
waar ik zo
juist vol onbegrip langs was gekomen. Ik snapte het al, één regel loden
letters die
de drukker op een rij gezet had (want hoe het drukken van een boek
in zijn werk ging hadden
we natuurlijk óók al lang geleerd van de meester met
zijn stencils) was naar beneden gezakt.
In die tijd kon je ook meemaken dat er
zomaar een woord was weggevallen. Anders dan
tegenwoordig. Als we het nu
hebben over een woord dat is weggevallen bedoelen we gewoon
‘niet getypt
geworden’.
Omdat ik het probleem dus door had, en het ook zelf had opgelost, maakte ik
het niet aan de
meester bekend. Die man had het druk genoeg om de zwakke
broeders de stam + t bij te
brengen.
Ik las vrolijk door en genoot van het boek.
Een paar weken later was iemand anders in hetzelfde boek bezig. Toen zij, want
het was natuurlijk
een meisje, op de bewuste bladzijde was aangeland stak ze
haar vinger op en vertelde meester
dat ze het niet snapte. Er klopte iets
niet.
Meester nam het boek mee naar zijn bureau en ging er even voor zitten om de
zaak te
onderzoeken. Hij ontdekte hetzelfde als ik en vertelde het aan dat
meisje. “Kijk,” zei hij, “die
regel staat onderaan de bladzijde. Als je die
daar tussen leest klopt het weer.”
Jannie, zo heette ze, las verder, en de les ging ook weer door.
Ik had hem wel zitten knijpen, en haalde al enigszins opgelucht adem, toen
toch nog gebeurde
waar ik bang voor was: met grote stappen stevende meester op
Jannie af en keek voorin het boek
op het lijstje dat werd bijgehouden. Daarop
stonden de namen van de leerlingen die het bewuste
boek hadden gelezen. Ik was
de eerste en de enige op het lijstje.
Hij kwam naar mijn bank toe en greep me stevig bij de arm, dat mochten
onderwijzers toen
gewoon nog doen. Ze mochten ook lijfstraffen toepassen, en
als je daar thuis over klaagde
deed pa het nog eens dunnetjes over.
“Kees Steketee, heb jij dit boek wel echt gelezen?”
“Ja meester,” piepte ik.
“Heb jij dan niet gemerkt dat die bladzijde niet klopte? Volgens mij heb je
meer zitten te slapen
dan te lezen!” En woest was hij.
En om nou te zeggen dat ik het wel gezien had van die regel maar dat ik het
een te onbelangrijke
futiliteit vond om hem daar mee lastig te vallen lukte me
ook niet. Ik was dan weliswaar een slim,
maar ook erg verlegen jongetje. En
wat zou Jannie, het mooiste meisje uit de klas, wel niet
denken als ik haar
probleem een futiliteit zou blijken te vinden.
En toen ging meester me overhoren. Hij vroeg naar namen uit het boek, om mij
te controleren,
maar het ging mis, want ik weet nooit namen; ik lees
lettercombinaties en als ik een boek uit heb
heb ik soms geen idee hoe de
hoofdpersoon heet. Dat heb ik nu, meer dan veertig jaar later, nog…
En ik weet trouwens nog steeds ook nauwelijks namen van bomen en struiken, ook
niet van die
bomen en struiken die onze meester zo enthousiast op weg naar
gymnastiek leerde.
En in gymnastiek was ik ook al niet best.
Maar lezen, nog steeds, en graag…
Kees Steketee