artikelen
 

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN

Eeuwigheidszondag
(13 november 2021)

Heer, herinner u de namen

Op 21 november is het zover. Eeuwigheidszondag. De
laatste zondag van het kerkelijk jaar. De week daarna is het
de Eerste Adventszondag, en begint een nieuw kerkelijk
jaar.
Ik vind het altijd wat bijzonder, dat het nieuwe jaar niet echt
begint met een feestdag, maar met de eerste van vier
zondagen van vooruitkijken, van verwachten, van,
enigszins gewoon gezegd, alleen maar voorpret. Waarbij
het me van het hart moet dat, qua muzikaal beleven, de
voorpret me meestal meer bevalt dan het feest zelf. Liever
Advent dan Kerst, liever de Passietijd dan Pasen. Ik geef
toe, het zou niet zo moeten zijn, Pasen is immers hét feest
van de kerk, maar toch.

Eeuwigheidszondag dus. In veel kerken is het de gewoonte om
op deze dag terug te kijken op het jaar, net zoals we dat op 31
december doen. We herdenken de leden van de gemeente die
overleden zijn. In mijn oude dorp deden we dat vroeger op
oudejaarsavond. Zo kon het, bij de overgang naar Samen-op
weg en PKN, zomaar gebeuren dat we hun  namen zowel op
31 december als op de eeuwigheidszondag noemden.
De laatste jaren worden ook meer en meer in bejaardenhuizen
en verzorgingstehuizen in deze tijd herdenkingsbijeenkomsten
gehouden. Soms in de vorm van een kerkdienst, soms met
vooral wereldlijke teksten en muziek. Ik speelde (voordat
corona alles in de war schopte) jaarlijks piano op zo’n
bijeenkomst, met liedjes van Ede Staal, Claudia de Breij, en wie
al niet. De laatste keer werd ik door een bezoeker uitgebreid
bedankt voor de mooie muziek die ik vooraf speelde. Ik had
geïmproviseerd over het lied ‘Heer, herinner u de namen’.

Gezang 730
Dat lied stond als gezang 273 in het Liedboek voor de kerken,
tegenwoordig is het nummer 730, een tekst van Mattheus
Verdaasdonk (1918-1966) op muziek van Herman Strategier
(1912-1988).
Voordat het destijds in het Liedboek werd opgenomen ging
daar nogal wat discussie aan vooraf. Het is een gebed voor de
gestorvenen en zou om die reden nooit in reformatorische
kerken gezongen kunnen worden.
In het onvolprezen Compendium bij het liedboek (de
verschijning waarvan destijds mede werd mogelijk gemaakt met
steun van het ministerie van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk werk!) verwoordt Ad den Besten (1923-2015)
waarom de keuze is gemaakt het lied wél op te nemen:
“Waarom zouden christenen niet voor hun gestorven geliefden
bidden, zoals zij het ook voor de levenden doen? (…)
Is bidden niet: voor God uitspreken wat ons hart beweegt?
Wie durft zich het recht aanmatigen, daarin anderen iets te
verbieden?”
Volgens Den Besten heeft Verdaasdonk het lied bedoeld als
een vrije bewerking van het Dies irae, dies illa, dat als Gezang
278 in het Liedboek voor de kerken staat. Het grote verschil
tussen beide liederen is dat de dichter het in Gezang 278 vooral
over zichzelf heeft, en geïnspireerd door de confrontatie met
het overlijden van een geliefde, bidt voor zijn eigen zielenheil,
terwijl Verdaasdonk met name voor anderen pleit.
In het nieuwe boek is 278 verdwenen. Wel staat er, onder
nummer 775, een ander Dies irae, met als wel erg prozaïsche
titel ‘Een ander Dies irae’…

Vierde couplet
Opvallend is, dat in het nieuwe liedboek het vierde couplet is
verdwenen.

Waarheen zal de mens zich keren, / die, staand voor uw
aangezicht, / uwe liefde moet ontberen / bij het eindelijk
gericht?  / Heer, zo Gij niet wordt bewogen / door het breken
van zijn stem, / door de droefheid in zijn ogen, / is bij niemand
heil voor hem.

Waarom het couplet is gesneuveld is niet te achterhalen. Er is
geen  compendium in boekvorm, en op de site
www.liedboekcompendium.nl wordt (nog) niet over het lied
gesproken.
Zoekend op het internet kwam ik op een site terecht,
refoforum.nl, waar iemand veronderstelde dat het te maken
heeft met de regel ‘Heer, zo Gij niet wordt bewogen’, aangezien
God niet bewogen wordt door het breken van een stem of door
droefheid in onze ogen…
Dat doet me wat denken aan een jongetje uit mijn jeugd, die op
school niet mee mocht zingen met ‘Daar ruist langs de wolken
een liefelijke naam’, omdat dat, letterlijk en natuurkundig
gezien, niet waar is.

Om met Den Besten te speken: “Dat ‘Heer, zo gij niet wordt
bewogen (…) is bij niemand heil voor hem’ klinkt als een
feitelijke constatering en dat is het ook. Maar het is tevens een
retorische figuur, waarmee de pleiter, klemmender dan in een
rechtstreeks verzoek om gratie, begenadiging als het enige
mogelijke vonnis suggereert: ‘Gij kunt, o Rechter, de dood van
deze schuldige toch niet wensen?’”

Melodie
De melodie van het lied vind ik ijzersterk.
Herman Strategier, evenals Verdaasdonk van katholieken
huize, schreef hem in een zeer consequente melodische
mineurtoonladder van d: stijgend worden (in de regels 4 en7)
de zesde en zevende trap verhoogd, en dalend (in regel 8)
weer hersteld.
Als hij begint lijkt het een barvorm (A A B) te worden, maar de
tweede helft van de tweede A is anders dan van de eerste A,
waarna de regels 5 tot 8 in een prachtige stuwing, mede dankzij
die melodische mineurtoonsoort, naar het eind voeren.
Het was een goede keus om Strategier te vragen een nieuwe
melodie te schrijven. Anders had het zomaar kunnen gebeuren
dat we het lied hadden moeten zingen op de wijs van Uren,
dagen, maanden, jaren
… Ik weet niet of ik dan in dat
verzorgingstehuis ook zo uitvoerig zou zijn bedankt voor de
mooie muziek vooraf.

Vooralsnog verheug ik me op volgende week zondag.

Kees Steketee

 

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN