artikelen
Getreden wind in
Bellingwolde
(31 augustus
2019)
“Ik hou wel
van een authentieke uitvoeringspraktijk,
maar het hoeft wat mij betreft niet te worden
doorgevoerd tot in de zitplaatsen…”
Het was een aardige man die naast me schoof in de
bank in de kerk van Bellingwolde. Ondanks de
dikke kussens was en bleef het een bank met een
kaarsrechte rugleuning. Ik zat lekker in een hoekje,
een beetje dwars, dat voelde nog het beste.
We
schrijven vrijdagavond 12 juli 2019. De kerk was helemaal
volgestroomd. We waren er voor de ingebruikname van het
gerestaureerde Schnitger-Freytag orgel. Toen ik binnenkwam
verbaasde ik me over de aanblik. Het instrument zag er
helemaal niet uit alsof het net gerestaureerd was. Stef Tuinstra
hielp ons later uit de droom: het binnenwerk was aangepakt.
Het front, de frontpijpen, het houtsnijwerk, het moest allemaal
nog gebeuren. In april 2020 zouden we dan zomaar nog eens
een feestje kunnen vieren.
De heer Hensen Trenning, kerkrentmeester, had ons
verwelkomd en verteld over de aanleiding tot de restauratie.
Volgens de plaatselijke organisten was het orgel wel mooi,
maar was het het allemaal nét niet. De registerbediening werkte
door de wisselende luchtvochtigheid slecht, de speelmechaniek
gaf veel speling, de winddruk was instabiel, hier en daar was
het erg vuil geworden, kortom, allemaal van die dingetjes die
écht mooi spelen in de weg gaan staan. Dankzij veel subsidie
van vele kanten was het mogelijk geworden deze technische
restauratie uit te voeren.
Concert
Het programma bestond uit een orgelconcert waarin Tuinstra,
die adviseur was bij de restauratie, het orgel in al zijn
klankkleuren zou laten horen. Vanachter de lessenaar bij het
orgel (“Mooi, dat je vroeger als bovenmeester tevens koster,
organist én voorlezer was, zo’n man kon werkelijk alles!”) gaf hij
tussendoor een toelichting.
Het eerste wat hij speelde was een transcriptie van ‘The Arrival
of the Queen of Sheba’. Een feestelijk stuk muziek van Händel,
waarbij ik de klank van het plenum als net niet feestelijk genoeg
ervoer. Later begreep ik waarom… Ook het ontbreken van een
eigen 16 voets register in het pedaal was hier duidelijk
merkbaar.
Tijdens het volgende stuk, ‘Capriccio Cucu’ van Johann Kaspar
Kerll werd de orgelmotor uitgeschakeld en voorzag de heer De
Vries het orgel met menskracht van de benodigde wind. Het
was zo te zien een zware klus, en de bijkomende geluiden
overstemden zo af en toe de subtiele klanken van de koekoek.
Vervolgens klonken drie koraalbewerkingen van Bach. Mooi
geregistreerd, zoals bijvoorbeeld ´Heut triumphieret Gottes
Sohn´ (BWV 630) met de Dulciaan, miste je hierbij het vrije
pedaal eigenlijk helemaal niet. Ze klonken alle drie prachtig met
als hoogtepunt ‘Allein Gott in der Höh sei Ehr’ (BWV 675), met
de Vox Humana + tremulant tegenover de Prestant 4’ en Fluit
4’.
Getreden wind
Ook bij deze stukken werd het orgel met mankracht van wind
voorzien. Het gaf nog wel enige hilariteit toen Stef wilde gaan
spelen terwijl de orgeltrapper zijn taak nog niet begonnen was.
Er zit geen calcant, belletje of klopper op het orgel om de
orgeltreder te waarschuwen.
Het was overigens aan ons, het publiek, om te oordelen wat
mooier was: elektrische wind of getreden wind. Ik had niet het
idee dat we nou zoveel verschil hoorden. Het deed me denken
aan kunststof kozijnen: waar een schilder bij een houten kozijn
eindeloos schuurt en plamuurt om de zaak glad te maken
maakt de fabrikant van het kunststof juist wat braampjes in zijn
plastic om het op hout te laten lijken.
De elektrische motor is gelijkmatig, zo gelijkmatig als je maar
zou willen, terwijl de balgentreder zich in het zweet werkt om in
de buurt van die gelijkmatigheid te komen. Hoe efficiënt ben je
dan helemaal bezig… En het juist níet bereiken van de totale
gelijkmatigheid zou dan, volgens de puriteinse orgelliefhebber,
ook nog muzikaler klinken?
Na Bach hoorden we nog Müthel, een vrij onbekende leerling
van Bach, een Mozartstukje dat ook klonk als een typisch
Mozartstukje, en een fantasia in Italiaanse stijl van Krebs.
Improvisatie
Het klonk allemaal best mooi, maar eigenlijk zat ik te wachten
op de improvisatie die aan het slot stond geprogrammeerd.
Stef Tuinstra kennende zou dat een breed uitgesponnen partita
worden, waarin we het orgel in heel zijn breedte zouden kunnen
bewonderen.
Psalm 150 werd het, de psalm die ook genoemd wordt in het
boek dat in het houtsnijwerk van het orgel is verwerkt. Als dat
straks voorzien is van bladgoud kunnen we dat vanuit de kerk
misschien ook wel zien…
En het wérd een breed uitgesponnen partita.
Hij begon met het koraal, voluit, tot en met de trompet, met
brede akkoorden in mooi gespeelde lijnen. Daarna een trio met
de melodie in het pedaal, een bewerking met een heerlijke
‘walking bass’ er onder, een adagio met de omspeelde melodie
met 8’ en 3’, uitmondend in een finale waarbij de melodie af en
toe in de bas kwam te liggen (en waarbij je toch ook dat vrije
pedaal weer een beetje miste…), met tenslotte, zoals
aangekondigd, een koraalzetting in 18e eeuwse stijl, met de
sopraanmelodie in octaven, compleet met hier en daar de
verhogingen, en tussen de regels flitsende tussenspelletjes.
Mixtuur
Met dat doel, zo vertelde Tuinstra, disponeerde Freytag een
mixtuur die in de discant laag is, zodat de koraalmelodie mooi
doorkomt. En juist in de baskant werkt de hoge mixtuur goed
met al die virtuoze tussenstukjes. Ik persoonlijk vind het altijd
jammer om de melodie uitkomend mee te spelen. Soms is dat
nodig, maar bij een bekende psalm (zoals natuurlijk 150!) vind
ik het veel mooier om juist níet de melodie van a tot z mee te
spelen, maar die aan de kerkgangers over te laten, en dan op
het orgel echt te begeleiden en hier en daar wat te omspelen.
En die lage mixtuur maakte dus ook eerde die avond dat The
Queen of Sheba een stuk minder flitsend binnen was gekomen
dan je zou wensen…
Hoe het ook zij, het was een heerlijke improvisatie, een minuut
of twintig duurde hij, waarin het orgel volledig tot zijn recht
kwam. Meer, vond ik, dan in de literatuurstukjes waarvan ik me
bij sommige, ik geef toe wat oneerbiedig, afvroeg waarom de
bewuste componist eigenlijk de moeite had genomen ze op te
schrijven…
Slot
Ik kende het orgel niet. Ik kan dus ook niet zeggen of het nou
een stuk beter klinkt dan het deed. Wel lijkt het me een
uitstekend instrument om in Bellingwolde de lofzang op
geïnspireerde en muzikale wijze gaande te houden. Ik begreep
dat ze dat daar, in afwisseling met Vriescheloo en Blijham, ook
zo eens in de drie weken doen. Het zou mooi zijn als de kerk
dan net zo vol zou zitten als op deze mooie vrijdagavond.
Na afloop van het concert was het nog goed toeven in het
verenigingsgebouw voor een hapje en een drankje. Gelukkig
bleef dat niet, zoals zo vaak, beperkt tot een wijntje en een
sapje: er was ook een goed glas bier. Gefeliciteerd!
Kees Steketee
(Met dank aan Astrid Lüürssen, scriba van de Protestantse
Gemeente Bellinwolde, voor de foto’s.)