artikelen
 

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN

Liederen met een verhaal
(16 april 2016)

Het gaat over Cantica. Dat is de officiële term voor de liederen die in
het boek Liederen met een verhaal worden besproken. Hymnes die
werden geschreven en gezongen ter gelegenheid van een bepaalde
gebeurtenis, als illustratie, maar misschien nog wel meer als
uitbundige reactie, op het ‘verhaal’.
Het bekendste canticum is ongetwijfeld de Lofzang van Maria, het
Magnificat. Maria, die in het verhaal in Lucas 1, een lofzang zingt na
de aankondiging van de geboorte van Christus. We zingen het al
eeuwen: Petrus Datheen had de tekst al berijmd.

Daarnaast kennen we lofzangen van Zacharias en Simeon, maar er
zijn er meer. In het boek worden ook Mozes en Miriam besproken,
Debora, David, Jeremia en Jona.

Het is een kloek boek geworden. En eigenlijk is het per ongeluk
ontstaan. Wim Kloppenburg en Heleen Weimar leidden in het najaar van
2013 een leerhuis in de Regenboogkerk in Hilversum, waarna de
kerkenraad hen verzocht het materiaal voor een breder publiek
toegankelijk te maken. Kloppenburg en Weimar deden dat graag.
In de inleiding vertellen ze over hun tweezijdige benadering. Ze hadden
deelnemers/lezers voor ogen “die vanuit interesse in de Bijbel benieuwd
zijn naar de muzikale vertolking van de bijbelteksten”, maar ze dachten
“vooral ook aan lezers bij wie de belangstelling aan de andere kant
begint: mensen die graag luisteren naar religieuze vocale werken (…) en
willen weten waar die prachtige werken vandaan komen, wat het verhaal
is achter de muziek die hen zo ontroert.” (blz. 14)

Drie manieren
Elk lied wordt op drie manieren besproken. In de eerste plaats wordt de
tekst onder de loep genomen. In dit deel bespreekt Heleen Weimar, ze
studeerde bijbelwetenschappen en liturgiek, de context van het lied.
Over welk verhaal hebben we het en hoe verhouden verhaal en lied zich
tot elkaar. Ze doet dat zeer uitgebreid.
In deel twee komen de berijmingen aan de orde. Kloppenburg
(kerkmusicus en docent hymnologie en liturgiek) en Weimar schreven
het gezamenlijk. Hoe klonken de cantica in de loop der eeuwen in de
kerk, maar vooral hoe klinken ze momenteel in kerken, huizen en op
scholen. Beschreven worden overigens met name de liederen zoals ze
in de liedbundels van de laatste vijftig jaar zijn opgenomen.
Het laatste deel van elk hoofdstuk bespreekt Kloppenburg composities
die componisten in alle tijden maakten naar aanleiding van de teksten
van de cantica. “Uit een welhaast eindeloos repertoire kon natuurlijk
maar een zeer beperkte keuze worden gemaakt,” lees ik in de inleiding.
Het is wel een mooie keuze geworden, met heel uiteenlopend repertoire.
Van Schütz tot Strawinsky, van Schubert tot Pärt.
De heel concrete driedeling biedt een mooi zicht op de weg van nadruk
op de tekst, via de combinatie tekst/muziek, naar muziek waarbij de
accent meer op de noten dan op de tekst ligt.
Mooi ook te zien de ontwikkeling in de manier van omgaan met
Bijbelteksten door de grote componisten. Mannen als Bach en Schütz
hadden een grote eerbied voor de teksten, ze verkondigden als het ware
het evangelie via hun muziek, waar het bij negentiende eeuwse
componisten vaak ging om een persoonlijke interpretatie. En waar de
teksten worden aangewend voor theatrale doeleinden (opera, oratorium)
wordt vooral naar middelen gezocht om het verhaal te dramatiseren. De
afkeer die de Italiaanse componist Ildebrando Pizzetti (1880-1968) had
“van het bloedige geweld in de Bijbel brengt hem ertoe om in zijn opera
over Debora het verhaal drastisch te veranderen…” (blz. 14) Je kunt je
ook afvragen waarom je daar dan een opera over wilt schrijven.
Kloppenburg noemt dat ook “op zijn minst opvallend (…) gezien het feit
dat hij bepaald niet onsympathiek stond tegenover de opvattingen van
Mussolini.” (blz. 62)

Je blijft lezen
Het voert te ver om de inhoud van het boek in extenso te bespreken.
Daarvoor is het allemaal veel te veel. Het zou maanden duren voordat ik
dit verhaal bij de redactie van de kerkbode zou kunnen afleveren. Dat is
namelijk het interessante: je blijft er in lezen.
Wel citeer ik graag een paar zaken. Ik lees over het verschil tussen het
klassieke kerklied, de gemeentezang, qua vorm denkend aan een
volkslied, en het lied dat we ook in ons nieuwe boek vaak tegenkomen,
dat je een song zou kunnen noemen: een lied dat eigenlijk niet te zingen
is zonder begeleiding, zeker als er ook nog maten rust in voorkomen die
door de begeleiding dienen te worden opgevuld. Je hebt daarbij haast
een dirigent nodig. (blz. 86)
En wie zich afvraagt waarom Sweelinck toch al zijn psalmbewerkingen in
het Frans schreef krijgt antwoord: “waarschijnlijk omdat hij met de
kreupele teksten van Datheen niet veel kon beginnen.” (blz. 92)
De melodie van de Lofzang van Maria “is eigenlijk een ‘afdankertje’.
Oorspronkelijk stonden deze noten bij Psalm 3 in Calvijns Straatburgse
Psalmboek van 1539, maar later kreeg de psalm een andere wijs. Petrus
Datheen heeft de melodie in 1566 ‘hergebruikt’ voor de lofzang van
Maria, en dat bleek een zeer gelukkige verbintenis.” (blz. 171) De
schrijver zegt het niet expliciet maar lijkt het jammer te vinden dat de
tekst in het nieuwe liedboek is veranderd ten opzichte van de berijming
1773 die in het Liedboek voor de Kerken was opgenomen. De regel ‘die
in haar lage staat’ werd daarin prachtig geïllustreerd door de dalende
melodie.
Uiteraard ontbreekt een analyse van het prachtige Magnificat van Bach
niet.

Luistervoorbeelden
Het boek is rijk geïllustreerd met afbeeldingen en veel tekstvergelijkingen
en notenvoorbeelden. Daarnaast zijn er ook nog eens twee cd’s. Daarop
staan mooie uitvoeringen van de besproken liederen en composities. Zo
horen we psalm 51 van Bourgeois (met een wel heel correcte g in plaats
van de gebruikelijke gis aan het eind van de tweede regel!), maar ook
een fragment uit het Miserere van Allegri (met dat mooie verhaal dat
Mozart het uit zijn hoofd noteerde nadat hij het had gehoord), dat veel
mensen zullen herkennen maar waarvan ze zich niet altijd zullen
realiseren dat ze naar Davids boetepsalm zitten te luisteren…
En naast de lofzang van Simeon van Schütz (Herr, nun lässest du
deinen Diener gehen) horen we de versie van Daan Manneke.
Prachtig, het Magnificat van MacMillan, het Benedictus van Stanford.
Als de schrijvers alle muziek die ze willen laten horen op cd hadden
gezet hadden er wel tien van die schijfjes bij het boek gevoegd moeten
worden. Muziek die als algemeen bekend wordt verondersteld is niet
opgenomen, en daarnaast wordt regelmatig verwezen naar opnames op
YouTube. En naar de website van de uitgeverij zelf.

Tenslotte
Het is een interessant boek geworden. Je leest het niet zo maar even
door. Het is een echt studieboek. Ik vermoed dat het leerhuis waarop het
is gebaseerd een interessante ervaring voor de deelnemers is geweest.
Erg mooi ook de cd’s erbij. Die kun je ook ‘gewoon’ draaien, hoewel van
sommige stukken wegens hun lengte alleen fragmenten zijn opgenomen.
Je krijgt dan een ervaring die wat lijkt op de bekende cd-serie
Aangenaam Klassiek, steeds weer verrassend wat er nu weer langs
komt. In dat verband is het instuderen van Ik zing voor de Heer en ik prijs
zijn gezag
(LvK gezang 6, NLB 151), onder leiding van componist
Adriaan Schuurman, best interessant om te horen, maar dat zit hem
vooral in het eenmalige… Daarnaast ervaar ik ook steeds dat
gemeentezang iets is dat je vooral moet beleven, dat je moet doen met
elkaar. Daarvoor is het meer bedoeld dan om er naar te luisteren.
En de Gregoriaanse gezangen die langskomen vind ik niet allemaal even
mooi gezongen. Ze komen me hier en daar wat houterig over. Maar het
moge duidelijk zijn dat dit slechts kleine kanttekeningen zijn bij een
prachtig boek, zowel qua inhoud als qua uitvoering.
In de slotbeschouwing gaat het over de drie pijlers in de liederen: emotie
(gevoelstaal), het gebruik van metaforen (beeldspraak) en een duidelijke
adressering. Ze zijn tot God gericht, of afwisselend tot God en de
luisteraar. Maria en Zacharias zingen overigens alleen óver God.
“Wie een canticum leest, hoort of zingt komt dus als vanzelf in een relatie
terecht. Je verhoudt je tot degene die zingt, wanneer je leest of luistert.
En wanneer je zelf zingt (of hardop leest) verhoud je je tot God of tot de
andere luisteraars, die het adres van het lied zijn.” (blz. 242)
Helemaal aan het eind lezen we dat we poëzie en muziek onthouden “op
een andere manier dan verhalen. Eenmaal intensief beluisterd of met
hart en ziel gezongen, worden de cantica onderdeel van onze
levensbagage.” (blz. 245)
Iemand die als koorzanger actief is of actief is geweest zal dit alleen
maar kunnen beamen. Het geldt trouwens ook voor al die mensen die in
hun jeugd op school - gebeurt dat nog? - psalmversjes leerden. Die
teksten vergeet je niet meer. De conclusie mag dus zijn dat teksten
waarvan we willen dat ze ons bijblijven uitbundig om muziek vragen!

Kees Steketee

Heleen Weimar/Wim Kloppenburg
Liederen met een verhaal, acht bijbelse cantica
Uitg. Skandalon, Vught, 2015; 252 blz (met 2 cd’s)
ISBN 9 789492 183170
Prijs € 29,95

 

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN