artikelen
Heer, herinner u de namen
(23 november 2013)
In veel kerken is het de gewoonte om op de laatste zondag
van het kerkelijk jaar de overledenen te herdenken.
In mijn oude dorp deden we het in de hervormde kerk op
31 december. Dat was overigens helemaal nieuw voor mij
toen ik daar, in 1973, als Zeeuw terecht kwam. Ik kan me
niet herinneren dat we het in Zeeland ook deden. Maar ik
vond het wel passen bij de oudejaarsavond, zo’n terugblik.
Toen het herdenken op de laatste zondag van het kerkelijk
jaar (die dit jaar op 24 november valt) steeds meer in zwang
raakte en we ook nog eens steeds meer Samen op Weg
gingen kreeg je soms de situatie dat je twee herdenkingen
had.
Daarnaast maak ik het mee dat me wordt gevraagd, meestal ergens aan het
eind van november, kennelijk toch geïnspireerd door de kerkelijke datum, in het
plaatselijke ouderencentrum een herdenking muzikaal te omlijsten. We hebben
het dan over een soort seculiere gedachtenisbijeenkomst. Het gewenste
repertoire aldaar bestaat onder andere uit liedjes van Ede Staal.
Gezang 273 / 730
Terug naar de kerk.
Een lied dat vaak gezongen wordt op deze zondag is Gezang 273 uit het
Liedboek voor de kerken, in het Nieuwe Liedboek opgenomen onder nummer
730: Heer, herinner u de namen van hen, die gestorven zijn. Een tekst van
Mattheus Verdaasdonk (1918-1966) op muziek van Herman Strategier
(1912-1988).
Voordat het lied destijds in het Liedboek werd opgenomen ging daar nogal wat
discussie aan vooraf. Het is een gebed voor de gestorvenen en zou om die reden
nooit in reformatorische kerken gezongen kunnen worden.
In het Compendium bij het liedboek verwoordt Ad den Besten (1923) waarom
de keuze is gemaakt het lied wél op te nemen en hij zegt daar onder andere over:
“Waarom zouden christenen niet voor hun gestorven geliefden bidden, zoals zij
het
ook voor de levenden doen? (…) Is bidden niet: voor God uitspreken wat ons hart
beweegt? Wie durft zich het recht aanmatigen, daarin anderen iets te verbieden?
Bovendien, weten we niet uit de Schriften dat de grens tussen leven en dood voor
God anders verloopt dan voor ons?”
Volgens Den Besten heeft Verdaasdonk het lied bedoeld als een vrije bewerking
van het Dies Irae, dies illa, dat als Gezang 278 in het Liedboek voor de
kerken
staat. Het grote verschil tussen beide liederen is dat de dichter het in Gezang
278
vooral over zichzelf heeft, en geïnspireerd door de confrontatie met het
overlijden
van een geliefde, bidt voor zijn eigen zielenheil, terwijl Verdaasdonk met name
voor anderen pleit.
(Overigens is Gezang 278 in het nieuwe boek niet teruggekeerd. Misschien
vanwege de tekst, wellicht ook vanwege de onpraktische drie melodieën?)
Vierde couplet
Opvallend is, dat in het
nieuwe liedboek het vierde couplet is verdwenen.
Waarheen zal de mens zich keren, / die, staand
voor uw aangezicht, / uwe liefde
moet ontberen / bij het eindelijk gericht? / Heer, zo Gij niet wordt bewogen /
door
het breken van zijn stem, / door de droefheid in zijn ogen, / is bij niemand
heil voor
hem.
Waarom het couplet is gesneuveld is niet te achterhalen. Er is (nog) niet een
soort
compendium, hetzij van papier, hetzij online, waar de liedboekbouwers
verantwoording
afleggen over hun keuzes.
Zoekend en surfend op het internet kwam ik op een site terecht, refoforum.nl,
waar
iemand veronderstelde dat het te maken heeft met de regel ‘Heer, zo Gij niet
wordt
bewogen’, aangezien God niet bewogen wordt door het breken van een stem of door
droefheid in onze ogen…
Dat doet me wat denken aan een jongetje uit mijn jeugd, die op school niet mee
mocht
zingen met ‘Daar ruist langs de wolken een liefelijke naam’, omdat dat,
letterlijk en
natuurkundig gezien, niet waar is.
Om met Den Besten te speken: “Dat ‘Heer, zo gij niet wordt bewogen (…) is bij
niemand
heil voor hem’ klinkt als een feitelijke constatering en dat is het ook. Maar
het is tevens
een retorische figuur, waarmee de pleiter, klemmender dan in een rechtstreeks
verzoek
om gratie, begenadiging als het enige mogelijke vonnis suggereert: ‘Gij kunt, o
Rechter,
de dood van deze schuldige toch niet wensen?’”
Melodie
De melodie van het lied vind
ik ijzersterk.
Herman Strategier, evenals Verdaasdonk, van katholieken huize, was organist te
Nijmegen, Arnhem, Zeist en Utrecht, componist, en docent theoretische vakken aan
de
R.K.Kerkmuziekschool en ook het Instituut voor Muziekwetenschap van de
Universiteit
van Utrecht.
De muziek voor Heer, herinner u de namen schreef hij niet, zoals men
misschien zou
verwachten, in een kerktoonladder, maar hij gebruikte zeer consequent de
melodische
mineurtoonladder van d: stijgend worden (in de regels 4 en7) de zesde en zevende
trap
verhoogd, en dalend (in regel 8) weer hersteld.
Als hij begint lijkt het een barvorm (A A B) te worden, maar de tweede helft van
de tweede
A is anders dan van de eerste A, waarna de regels 5 tot 8 in een prachtige
stuwing, mede
dankzij die melodische mineurtoonsoort, naar het eind voeren.
De melodie werd overigens gecomponeerd in opdracht van het Catechetisch Centrum
Nijmegen. Dat centrum gaf het lied uit in een bundel, getiteld Alleluja,
in 1960. Het was
een goede keus om Strategier te vragen nieuwe muziek bij de tekst te schrijven.
Niet
alleen omdat het zo’n fantastisch mooie melodie is geworden, maar ook omdat het
anders zomaar had kunnen gebeuren dat we het lied hadden moeten zingen op de
wijs
van Uren, dagen, maanden, jaren…
Vooralsnog verheug ik me op de komende zondag.
Kees Steketee