artikelen
 

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN

Een zaterdagmiddag in de Martinikerk
impressie van de Liedboekmiddag op 1 juni 2013
(15 juni 2013)

Het was met enige scepsis dat ik het nieuws over het nieuwe liedboek
volgde. Lang bleef geheimzinnig wat er te verwachten was, welke vertrouwde
liederen er zouden sneuvelen, en wat voor nieuwe melodieën en composities
we allemaal te zien zouden krijgen. Ik maakte me, en verwoordde dat ook een
aantal malen in de kerkbode, zorgen.
Mijn sceptische hersenhelft heb ik op zaterdag 1 juni geprobeerd thuis te laten.
Met een open mind ging ik op weg naar de Martinikerk in Groningen waar een
liedboekmiddag werd georganiseerd. Van twee tot vijf konden we zingend
kennismaken met veel liederen uit het nieuwe boek.

Ik heb iets met getallen, en dan speciaal met getallen die verwijzen naar nummers van psalmen
en gezangen. Veel collega’s en andere kerkgangers blijken dat ook te hebben. Het is haast een
sport om bij elk nummer tussen de 1 en 491 de titel van psalm of gezang paraat te hebben.
Zolang je nog niet aan de 150 toe bent had je altijd twee mogelijkheden. Dat is de komende
veertig jaar niet meer zo: we beginnen met 150 psalmen, en nummeren dan door vanaf 151.
En het zal daarnaast ook wel even duren voordat een nummer direct een associatie met een
lied oproept.
In de parkeergarage kwam ik op plaats 225 terecht: ‘Zingt voor de Heer een nieuw gezang!’ Dat
was een goed voorteken.

Een volle kerk
Toen ik, even na één uur, de kerk betrad werd er aan twee kanten in de kerk gerepeteerd.
Chris van Bruggen voerde onder het orgel zijn cantorij gedreven door een nieuw lied, en stak
vervolgens snel over naar de andere kant, naast de preekstoel, om weer een andere cantorij
door weer een ander nieuw lied heen te loodsen. Af en toe zong hij luid en duidelijk mee. Een
koorleider, muziekman bij uitstek. Hij was ook de motor achter deze liedboekmiddag, een week
nadat in Monnickendam de officiële presentatie van het boek had plaatsgevonden.
De kerk stroomde langzaam vol, en met vele honderden wachtten we af.
Op het goed verzorgde programmaboekje stonden een kleine veertig liederen afgedrukt. Alle te
zingen door en met koren en cantorijen. Ik dacht, die scepsis blijft je toch wat bij, aan de doorsnee
gemeente waar je niet elke week een cantorij beschikbaar hebt. Zo’n gemeente moet toch ook
kunnen zingen!

Voorafgaand aan het gebeuren was er orgelspel. Niet door Stef Tuinstra die tijdens de middag
ons een paar keer mocht meenemen in zijn liedbegeleidingen, maar door een draaiorgel, dat
Bach speelde. Preludium en fuga in C, uit de acht kleintjes. Mijn stemvork leerde me dat het
draaiorgel het in D deed. Een toon hoger.
Over hoger gesproken: Tijdens de pauze, die ons cadeau werd gedaan omdat we na anderhalf
uur vóór lagen op het schema, sprak ik wat mensen bij een statafel die klaagden dat ze alles zo
hoog vonden. “Komt dat van het orgel?” vroeg iemand zich af. En inderdaad, het Martinikerkorgel
staat, zoals zoveel orgels, een halve toon hoger dan de 440 Hertz die we sinds 1927 wereldwijd
voor de a hanteren. Als je dan ook nog liederen hebt die de hoge e niet schuwen (en die zijn er
nogal wat!), blijk je als kerkganger af en toe een hoge f te moeten zingen. Niet voor iedere bas
en alt is dat te doen kan ik u verzekeren. Ik ken organisten die op dergelijke orgels transponeren.
En sowieso vind ik een hoge d mooi genoeg voor de doorsneekerkganger. Op mijn vaste
orgelbank in Huizinge transponeer ik, het orgel staat op 428 Hertz, ook graag af en toe een
toontje naar beneden als er erg veel hoge noten voorkomen. Ook in Tussentijds komt de
hoge e nogal eens langs. Ik ken verschillende kerkgangers die me daar uiterst dankbaar voor zijn.
Maar in zo’n grote kerk, met zoveel mensen, en zoveel enthousiasme lukte het best, zo af en toe,
niet te vaak liefst, de hoogte in.

Ontroering
Het voert te ver om hier het hele programma door te werken. Naast ‘kennis nemen van’ had ik
een aantal malen ook gevoelens van ontroering. Tijdens ‘de vreugde voert ons naar dit huis’,
het eerste lied dat we zongen, voelde ik me even heel gelukkig.
En ook toen Stef Tuinstra tijdens het laatste lied (een tekst van Sieds Prins, ‘vrij naar een oud
lied van de Lakota-indianen’), spontaan, zo leek het, mee ging spelen deed dat me wat.
Mooi om de lofzang zo gaande te houden.
Dat laatste was trouwens het slotlied in het kader van de liturgische afsluiting. Op de een of
andere manier voelt dat dan toch weer anders dan ‘zomaar wat liederen zingen’. De teksten
vallen dan op hun plaats. En Anneke van der Heide leidde ons ook zeer vakkundig door de
muziek.
Chris van Bruggen had vooraf een toelichting gegeven op de totstandkoming van het boek.
En hij had het over gemeentes die zichzelf moeten afvragen wat voor een gemeente ze willen
zijn, en welke soort liederen daar bij horen. Niet iedere gemeente hoeft alles te zingen!
“Er zijn hier cantorijen en koren die hun lievelingsliederen zingen, daar waar diezelfde liederen
door anderen beslist niet op het repertoire genomen zullen worden.”
Als kerkgemeenschap moet je dus een keuze durven maken. Je moet je afvragen wat het profiel
van je gemeente is. Hoe dat dan in de praktijk met bijvoorbeeld gastpredikanten moet is een
andere vraag.
In de Martini kwam een caleidoscoop langs van nieuwe liederen, en ook al wat vertrouwde
melodieën. Onvermijdelijk, denk ik, was, dat door de inzet van de cantorijen en koren al min of
meer een bepaalde richting kon worden verwacht. De vraag is of het een dwarsdoorsnede was,
en tevens of het überhaupt mogelijk is om in een paar uur zo’n dwarsdoorsnede te geven.
Nog even terug naar mijn fascinatie voor getallen.
Gezang 330 uit het liedboek speel ik niet graag. Ik vind A-groot een vervelende toonsoort.
Nummer 330 in ons nieuwe boek zongen we ook in de Martini. Een canon, op het eerste gezicht
een beetje gemakkelijk geschreven, de ene partij zingt een lange noot op vier korte noten van
de andere groep. Zo kan ik het ook. Maar al zingende werd ik meegenomen in de mooie lijnen
die Antoine Oomen had bedacht. Wel jammer dat de dirigent er niet in slaagde om ons duidelijk
aan te geven wanneer welke groep geacht werd in te zetten. Het lukte enigszins omdat de meesten
van ons daar zaten als enthousiast willende kerkzangers. Maar waarom we met zo vele honderden
mensen zo vaak door de piano werden begeleid was me een raadsel. Juist bij dat nummer 330
(noemen we de liederen ‘liederen’ of houden we het op ‘gezangen’?) zijn de harmonieën behoorlijk
essentieel, en zo’n mooie dalende baslijn komt met de voeten van de organist toch veel beter tot
zijn recht dan met de linker pink van een mooi maar bescheiden spelende pianist.

Een paar opmerkingen
Tijdens het gebeuren heb ik ijverig aantekeningen gemaakt bij elk lied dat langskwam. Ik zal u
als lezer niet vermoeien met de complete uitwerking van al die krabbels.
Toch kan ik het niet nalaten wat kritische kanttekeningen te plaatsen.
Zoals ik al zei, bij elk lied stond een van de stadse cantorijen ons bij. Sommige gezangen waren
voorzien van een in noten uitgeschreven voorspel (maar dat heet misschien intro), waaruit het
lied naadloos zou moeten opstijgen, maar dan behandelde de dirigent dat als een echt ouderwets
voorspel met een stevige fermate op de laatste noot. Je haalt adem, en moet vervolgens wachten
tot je verder mag. Hetzelfde bij het daaropvolgende refrein.
Dankzij de inzet van mensen die geoefend hebben, een koor, een cantorij, of wat dan ook, kun je
ook lastige ritmes zingen. Maar dan moet je die niet, zoals in nummer 27a gebeurde, stiekem
gladstrijken. Een 8/8 maat voelt toch anders dan een 4/4. En een doorgaande cadans moet je
niet elk couplet onderbreken, zoals in ‘de Heer van de dans’ gebeurde. Dat danst wat lastig…
Als je een pop-achtige ballad zingt (940), met veel noten net vóór de tel, zing ze dan ook voor
de tel, en je moet ook de door een componist geschreven maatwisselingen wél zingen natuurlijk.
(Bijvoorbeeld in nummer 404f.) Of zou het zo zijn, dat gevoel krijg je dan, juist omdat ze
gladgestreken worden, dat die maatwisselingen soms vooral theoretisch en interessant zijn,
maar niet muzikaal?
Dankzij Tussentijds zijn heel wat nieuwe liederen al ongemerkt vertrouwd geworden. Zo ook 322,
‘die chaos schiep tot mensenland’, maar het bijzondere ritme is nou juist de kracht van dat lied.
Zing dat dan goed!

Er waren ook vermakelijke momenten, zoals toen het Hortuskwintet aantrad. Acht zangers stelden
zich op! Eén van hun liederen was, in wisselzang met de aanwezigen, Psalm 126. De halve kerk
zong enthousiast zo’n verraderlijke verhoging, het kwintet zong een mooie zetting, en Stef Tuinstra
zorgde er vervolgens voor dat we het in het derde couplet allemaal goed deden.
Wat mij stoort, maar dat hadden we in het boek uit 1973 ook al, is, dat niet alle coupletten met
dezelfde noten dezelfde accenten hebben. (Onlangs zongen we gezang 265, ‘Siméon heft zijn
lofzang aan’, ‘Davíd is daar met harp en al’.) In lied 824 word je geacht een noot over te slaan,
en vervolgens twee lettergrepen op één noot te zingen. En zoiets gaat dan dus gewoon mis.
En bij sommige liederen denk ik: waarom moeten we dit zingen?
En dan is het maar te hopen dat het profiel van de gemeente waar ik bij hoor een beetje past
in mijn eigen profiel…

Tot slot
Toen ik de auto weer ophaalde stond hij daar eenzaam op Gezang 225.
Veel nummers om me heen waren leeg. Of dat symbolisch was voor de liederen die gesneuveld
zijn weet ik (nog) niet. In de week voorafgaand had ik geprobeerd een liedboek te bemachtigen.
In de boekhandel (“Een nieuw liedboek? Geen idee. Ik zie ook geen linkje om het te bestellen…”)
lukte het niet. Via de site www.liedboekwinkel.nl heb ik de bestelling gedaan. Het boek heb ik
nog niet in huis. ‘Uit voorraad leverbaar’, stond op de site, ‘half juli’, las ik, na betaling, in de
bevestigingsmail…
Omdat in het nieuwe boek heel veel noten niet staan (van bijvoorbeeld solistisch te zingen
gedeeltes) kom je er als organist niet onderuit om ook de officiële begeleidingsbundel te
kopen, en dat deed ik dus, na afloop van de middag. Twee kloeke ordners vol.
Een inhoudsopgave staat daar niet in.
Daarvoor moet ik wachten op mijn bestelde boek. En dat terwijl ze in de kerk nog ruim voorradig
waren. Maar om er nou daar ook een aan te schaffen en er straks twee te hebben, ging me weer
wat ver.

De commissies hebben een fantastisch werk geleverd. Laat dat duidelijk zijn! Er is heel veel.
De nummering loopt tot 1015, en dan zijn er nog legio a-, b- tot zelfs f-nummers, en er is een grote
verscheidenheid. Dankzij die grote verscheidenheid wordt er van predikanten en kerkmuzikanten,
liturgiecommissies en kerkenraden, actie verwacht. Tot nu toe kon je zeggen: we zingen uit het
liedboek, en (bijvoorbeeld) niet uit de Evangelische bundel. Nu moet je zelf je keuze maken.
Daar blijf je wakker bij!
En, eerlijk is eerlijk, ook 289, ‘Heer, het licht van uw liefde schijnt’ (een nieuwe tekst van Ria Borkent
op een bekend opwekkingslied, ‘Heer, uw licht en uw liefde schijnen’) deed me wat.
Maar waarom toch ook weer op de piano begeleid…

Kees Steketee

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN