artikelen
Een nieuw liedboek, wat nu
? (1)
(9 februari 2013)
Ooit had ik een
proefabonnement op een weekblad. Het kan de Haagse
Post geweest zijn, of Vrij Nederland, of misschien wel Elsevier. Toen de
proefperiode voorbij was werd ik gebeld: of ik abonnee wilde worden.
Ik zei dat ik met veel genoegen het blad las, maar dat ik lang niet alles
wat er werd aangeboden tot mij nam. Niet alles interesseerde me.
“Maar het blad is bij uitstek geschikt om selectief te lezen,” vond de
mevrouw aan de andere kant van de lijn.
Ik vroeg of ik dan de abonnementsprijs ook selectief mocht afrekenen,
maar dat bleek niet de bedoeling te zijn.
Ik moest aan dit verhaal denken, toen iemand
me vroeg wat we moeten met het Nieuwe
liedboek. Hoe voeren we dat in?
Ik moest haar het antwoord schuldig blijven. Hoewel ik me heb geabonneerd op
de
digitale nieuwsbrief van
www.liedboek.nl
ontvang ik weinig nieuws.
Wat ik wel weet is dat het boek geschikt wil zijn voor alle mogelijke
gemeenten en
modaliteiten in de PKN. Je zou kunnen zeggen ‘voor elk wat wils’, maar je zou
de keuze
ook kunnen omschrijven als ‘vlees noch vis’, ‘kool en geit’, ‘warm noch koud’,
en zo kun
je nog een poosje doorgaan.
Er komen allerlei verschillende soorten liederen in, van Oosterhuis tot
Opwekking, van
traditioneel tot modern. Elke gemeente kan, en zal ook, zelf kiezen welke
liederen gezongen
gaan worden en welke niet. Want ik kan me niet voorstellen dat nu overal
ineens
opwekkingsliederen worden aangeheven, of dat heel traditionele
kerkgenootschappen
Oosterhuis zullen omarmen. We zullen dus selectief gaan zingen…
Het moet kunnen !
Wat wel gebeurt, en
kerkmusicus/componist/organist Dirk Zwart, maakt zich daar ernstig
zorgen over, is, dat je nu het gevoel krijgt dat alles wat in het boek staat dus
wél moet kunnen.
En dat vindt hij een belediging voor de kerkmusicus die zich altijd heeft
ingezet voor een zo
hoog mogelijk niveau.
Hij schreef er een column over, en verwees naar een interview met hemzelf.
waarin hij een
en ander nog eens verduidelijkt. Daarin bekritiseert hij ook de manier van
werken van de
commissies die het boek hebben samengesteld. Jammer is dat naderhand bleek dat
het
echt een interview met hemzelf was: Dirk Zwart was zowel de vragensteller als de
geïnterviewde.
Maar hij heeft wel een punt als hij zegt dat het nu lijkt alsof het
kwaliteitscriterium volledig
overboord is gezet onder het motto: “Als het gros graag simpele liedjes zingt,
dan zingen we
toch simpele liedjes!”
Tussentijds ?
In onze gemeente
zingen we veel uit Tussentijds. Vaak ook als het een lied betreft dat al
in het boek uit 1973 staat, maar dat dan een beetje is veranderd.
We gaan met onze tijd mee!
Laatst kwam er een lied langs waarvan het ritme vreemd op me overkwam. Het zag
er heel
interessant uit, maar ik vroeg me wel af of het klopte. Meestal, als je je er
even in verdiept,
kom je er achter hoe het zit, en blijkt het inderdaad te kloppen.
In dit geval was dat niet zo, vond ik. Het spelen voelde heel hobbelig, maar
toen ik dezelfde
noten had genoteerd in een andere maatverdeling was het geen probleem. De vraag
is dan
of de notatie een kwestie van interessantdoenerij is, of dat er gewoon wat
onbeholpen te werk
is gegaan. Ik waag me maar niet aan een antwoord. Het ging om Tussentijds 75 en
als
illustratie beide notaties: de tussentijdsversie, en de versie die ikzelf
maakte.
Bij nummer 20 (zelfde componist!) is overigens hetzelfde aan de hand.
Conservatief ?
Ik neem aan dat Tussentijds
voor een groot gedeelte wordt opgenomen in het nieuwe boek.
We vinden er veel mooie liederen in, en ze worden al behoorlijk vertrouwd.
Wetend dat er
daarnaast nog héél veel andere liederen in moeten vermoed ik dat er ook
ontzettend veel
moois gaat verdwijnen. Ik word daar niet vrolijk van.
Ik ergerde me in 1973 als jongen van 19 jaar aan die conservatieve mensen die
niet aan
het nieuwe liedboek wilden. Ik begreep dat niet: wij gereformeerden gingen van
119 gezangen
naar 491, we kregen er van alles moois bij, en we hoefden ze toch niet allemaal
te gaan zingen?
Misschien vindt men mij nu, veertig jaar later, een ouwe zeur. Maar een
essentieel verschil
met 1973 is, dat we nu vooral veel kwijt raken.
En eerlijk gezegd: wie zit te wachten op opwekkingsliederen, nog meer
kinderliedjes,
onberijmde psalmen, en liederen en gebeden voor thuis? Wie zingt er nog bij het
harmonium?
Dat was in 1973 al vrij uitzonderlijk.
Slot
In 1973 verscheen Frits
Mehrtens regelmatig op tv om uit te leggen wat een mooie liederen
er in het nieuwe boek stonden. Nu lees ik in orgelbladen artikelen over de
manier waarop
een gemeente zich moet identificeren en hoe men zich als plaatselijke kerk
positioneert
bij de vraag welk deel van het boek gebruikt gaat worden. Ik kan me ook niet
voorstellen
dat 25 mei 2013 het sein wordt voor alle kerken in Nederland om het roer om te
gooien:
“Vanaf nu zingen we anders dan we ooit deden!”
Mijn conclusie, en mijn antwoord op de vraag over het invoeren van het nieuwe
boek, kan
dus zijn, dat we helemaal niets hoeven in te voeren.
We moeten vooral afscheid nemen van veel ouds en vertrouwds.
Aan de andere kant: niemand kan ons verbieden bij gelegenheid uit het Liedboek
uit
1973 te blijven zingen…
Kees Steketee