artikelen
Kunst ?
(2 juli 2011)
Iemand had bedacht dat je
van pindakaas mooi een
vloer kan stukadoren. En een museum had er 30.000
euro
voor over om de man de kans te geven zijn
bedenksel uit te voeren. De vloer
werd een aantal
keren beschadigd doordat iemand er per ongeluk op
ging staan.
Als ik dat lees moet ik ontzettend lachen.
Als je een vloer maakt die
beschadigt als je hem als
vloer gebruikt heb je volgens mij iets verkeerd
gedaan. Net als je een fiets maakt die in tweeën breekt
zodra je er op gaat
fietsen of een blokfluit die niet kan
blokfluiten.
Na deze inleiding ben ik eigenlijk direct
waar ik wezen wil, namelijk bij de vraag:
Wanneer is kunst kunst?
En zodra je jezelf deze vraag stelt realiseer je je ook direct dat het
antwoord niet te geven is.
Maar er over nadenken kan mijns inziens geen kwaad.
Vernieuwend
Er zijn kunstenaars die ervan uit
gaan dat ze moeten vernieuwen. Vernieuwing, baanbrekend zijn,
grenzen
verleggen, ze beschouwen het als hun morele plicht. Het gaat niet om genieten
van de
schoonheid (toch altijd een belangrijk criterium bij kunst en cultuur?)
maar om het losmaken van
de tongen.
Iedereen kent het gevoel: “Dat kan ik ook!” bij een modern kunstwerk dat er
uitziet als een
kindertekening. In het woord kunst zit ook de stam van het
werkwoord ‘kunnen’: iets beheersen.
Als ik een portret van mijn vrouw zou
tekenen zou ze zichzelf daar waarschijnlijk niet in herkennen.
Niet omdat ik
bewust een tekening maak die niet overeenkomt met de werkelijkheid, maar
domweg omdat ik niet kan tekenen. Ik ben niet in staat een goedgelijkend
portret van mijn vrouw
te maken. Als ik het dan toch probeer, en mezelf ook
nog kunstenaar noem, ben ik een bedrieger.
Maar als ik het wél zou kunnen, het maken van een goed lijkend portret, maar
er dan bewust voor
kies om de lijnen anders te trekken, met mijn portret een
beeld te schetsen waarvan ik vind dat ik
het móet schetsen, ben ik in ieder
geval vernieuwend bezig. Datgene wat ik produceer is niet het
resultaat van
mijn onkunde, maar juist van mijn vakmanschap om zó te schilderen als ik zelf
wil.
Kunst of ambacht
Daarmee kom ik op een belangrijk criterium, denk ik. Mijzelf, muzikant (je kan
ook musicus
zeggen, maar ik vind een muzikant vooral iemand die muziek maakt,
en bij een musicus denk ik
gelijk aan een toonkunstenaarsbond en aan
rechtsposities en dergelijke) in een kerk, zou je ook
kunstenaar kunnen
noemen. Ik heb het liever over ambachtsman: dat is geen valse
bescheidenheid,
maar ik beschouw muziekmaken als een vak, een heel mooi vak trouwens, en
als
je dat in de kerk doet heeft het voor mijn gevoel ook nog net weer ietsje meer
dan gewoon
thuis op de piano. En als ambachtsman heb je de plicht om dat
ambacht zo goed mogelijk uit te
voeren. Verkeerde noten spelen is uit den
boze, maar op je gemakje de welgebaande wegen
lopen is, in ieder geval voor
mezelf, ook niet bevredigend. Het is geen probleem om braaf de
zettingen uit
het boek af te draaien, maar dan heb ik niet meer het gevoel dat ik met een
ambacht
bezig ben.
En makkelijk in het gehoor liggende deuntjes om de kerkganger te behagen?
Lijkt me niet, maar,
ontoegankelijke muziek spelen (“ik ben nou eenmaal een
kunstenaar! En als kunstenaar ben ik
vernieuwend, of ik ben niet!”) is volgens
mij ook uit den boze.
Ik bedoel: welk een dilemma’s weer elke week, voordat er überhaupt één toets
wordt ingedrukt…
Bezuinigen
Het is niet mijn bedoeling om het
hier over politiek te hebben.
Maar als ik het over kunst heb komt de politiek automatisch om de hoek kijken.
Op de een of
andere manier wordt kunst veel gesubsidieerd. Beleidmakers en
regeerders vonden het
belangrijk dat er mogelijkheden werden geschapen zodat
kunstenaars hun kunstuitingen kwijt
konden, of het nou om beeldende
kunstenaars ging of om orkesten met subsidies.
Er staan grote bezuinigingen voor de deur. Ik kan het me nog voorstellen ook.
Maar waar we niet
op zouden moeten willen bezuinigen is de basis.
We moeten voorkomen dat heel de wereld straks een grote grijze middelmatige
massa wordt.
Net zoals het goed is dat we leren rekenen en schrijven, dat we kennismaken
met de
geschiedenis van onze wereld, dat we iets leren over de natuur, over
financiën, over scheikunde,
lijkt het me zinnig dat we kennis maken met
cultuur. En liefst niet alléén kennis maken. Maar ook
vaardigheden leren,
technieken bestuderen. En dat we te weten komen wat er in de wereld
gaande is.
Dat we proberen de gedachtewerelden van grote geesten te doorgronden.
Maar dat we ook leren onderscheid maken tussen echt en nep.
Niet iedereen die iets bijzonders bedenkt is een grote geest.
Niet elk krakkemikkig geschilderd portret is een kunstwerk.
Niet elke bijzondere harmonisatie van een psalm is een verrijking.
Subsidies
En dan nog even over
subsidies:
Ons Concertgebouworkest is wereldvermaard. De echte muziekliefhebber likt zijn
vingers af bij
de, soms vernieuwende, programma’s die het orkest brengt. Maar
waarom wordt er door zulke
liefhebbers altijd met zo’n dedain gesproken over
mensen als André Rieu, die met zijn klassieke
orkest en dito muziek
honderdduizenden liefhebbers bereikt?
In de beeldende kunst zie je het ook. Hier in het noorden hebben we Henk
Helmantel. Een
kunstenaarvakman pur sang, maar in het Groninger Museum mag hij
niet hangen, en zijn
vakmanschap wordt door collega-kunstenaars in het
gunstigste geval als ‘best knap maar weinig
vernieuwend’, vaker nog alleen
maar met ‘weinig vernieuwend’ afgedaan.
Ik wil Rieu en Helmantel niet over één kam scheren (dat willen ze zelf vast
ook niet!) maar ze
hebben in ieder geval gemeen dat beiden, noch André Rieu,
noch Henk Helmantel enige vorm
van subsidie ontvangen!
De vraag wanneer kunst echt is en wanneer niet blijft een moeilijke.
Ik stel wel vast dat een vloer die beschadigt als je er op gaat staan,
gesubsidieerd of niet, een
slechte vloer is.