artikelen
   

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN

Ontroering
(11 december 2010)

We leven in de Adventstijd.
Een tijd van verwachting.
Een tijd van vooruitkijken, van een soort stil hopen.
Onwillekeurig heb ik het over ‘stil’ hopen.
In mijn beleving heeft het iets ingetogens.
Niet als juichende supporters in een voetbalstadion die de tijd
tot de wedstrijd doden met spreekkoren en de wave, maar als
mensen die in een zekere stille afwachting zijn.

Ik vind het ook altijd een mooie tijd.
Het gevoel dat er iets moois zit aan te komen is een heel mooi gevoel.
Eigenlijk zouden we dat altijd moeten hebben als we in de kerk zitten, elke zondag weer, voor de
dienst begint. In de hal hebben we onze medekerkgangers begroet, en in de kerk zitten we nu in
stille afwachting van wat komen gaat.
Het gekke is dat dat eigenlijk alleen gebeurt als we in een begrafenisdienst zitten.
Dan zijn we uit piëteit allemaal stil.
Bij gewone diensten is het in sommige kerken werkelijk een kakofonie van geluiden, van
mensen die elkaar ontmoeten, die de laatste nieuwtjes uitwisselen, en dan blijkt de Groninger
helemaal niet zo’n stille zwijger als wel van hem gezegd wordt.

Ik schrijf dit niet als organist, die zo nodig vindt dat er voor de dienst naar hem geluisterd moet
worden. Dat spelen voor de dienst hoeft voor mij helemaal niet, zeker niet als er blijkbaar
inderdaad zo’n gezellige sfeer moet hangen. Als je dan gaat spelen en je waagt het om er
gaandeweg een registertje bij te trekken wordt het alleen nog maar gezelliger: hoe sterker de
organist speelt, hoe meer kabaal de kerkgangers maken. Van mij mag het orgel zwijgen.
Maar dan valt des te meer op (op Goede Vrijdag zwijgt het orgel echt!) dat we eigenlijk helemaal
niet stil kunnen zijn. Stilte kunnen we op de een of andere manier niet meer aan lijkt het wel. Ik
was gast op een gemeenteavond waar het ging over het vieren van het Avondmaal, en de vraag
werd gesteld of er tijdens de rondgang gezongen moest worden, of muziek moest worden
gemaakt. Stilte was ook een mogelijkheid, maar veel aanwezigen vonden die stilte vooral
alleen maar beklemmend…
Zelfs in de dienst op de laatste zondag van het kerkelijk jaar, waarin we met elkaar onze
overleden naasten gedenken lukte het niet om voor de dienst met een zekere ingetogenheid in
de banken plaats te nemen.

We voelen ons ongemakkelijk zodra het iets verhevens dreigt te krijgen. Het moet vooral
gewoon, en ja, natuurlijk: het moet gezellig zijn!
Ik krijg ook steeds meer de indruk dat we onze diensten zodanig inrichten dat het voor iedereen
leuk moet zijn. Vooral doen we dat met onze trouwdiensten. Het gaat dan vaak om bruidsparen
die niets met de kerk hebben, maar er dan wel willen trouwen, want dat geeft zo’n mooi plaatje. Ik
ken een dominee die het uitgangspunt had: ik mag voor iedereen bidden, ook voor niet
gelovige bruidsparen. Een mooi ideaal, maar je kan ook zeggen dat mensen die op deze
manier de kerk misbruiken niet alleen zichzelf, maar ook de kerk geweld aandoen, of, sterker
nog, eigenlijk zichzelf én de kerk belachelijk maken. Je krijgt dan ook de meest bijzondere
verzoeknummers als organist, of, en dat gebeurt ook steeds vaker, we draaien nummers van
een CD. 

Dit jaar maakte ik op de laatste zondag van het kerkelijk jaar mee dat, het was in een
verzorgingstehuis, de overleden bewoners werden herdacht. (Ik bracht het vorige week op mijn
eigen plekje in de kerkbode al even ter sprake.) Tamelijk luidruchtig kwam een familie binnen
die kennelijk niet heel erg verdrietig meer was om de overleden vader. Het had meer iets van
een feestje dan van een herdenking. “Hé Piet, ik heb al een programma hoor!” riep een vrouw
dwars door de kerkzaal naar haar man aan de andere kant die net binnenkwam.
En dan een samenkomst met voor elk wat wils, of juist, omdat de kool en de geit gespaard
werden, voor niemand: muziek uit luidsprekers aan de muur, terwijl er een prachtig orgel stond,
en dan ook nog zodanig zacht afgespeeld dat je maar net kon horen wat voor muziek het was,
en een gebed waarbij de voorgangster zich verontschuldigde ten opzichte van niet gelovige
aanwezigen: die moesten in die tijd maar iets anders gaan doen, of tot zichzelf komen, iets dat
we graag vóór de dienst al hadden kunnen doen… 

Het zou mooi zijn als we weer onder de indruk zouden raken.
Als we zouden beseffen dat het allemaal niet niks is.
Dat we niet in een soort vergadering bij elkaar zitten, zoals we als mensen zo vaak in gewone
vergaderingen bij elkaar zitten, de een gedreven, de ander verveeld, door elkaar heen pratend,
vooral niet luisterend, maar zelf aan het woord…
Wat ik zoek, in deze Adventstijd, maar eigenlijk elke week weer in de kerk, is dat stille gevoel
van verwachting, van ontroering. En wat dat dan precies is laat zich moeilijk omschrijven. Maar
het woord zelf geeft het al enigszins aan: weg van de opwinding en het lawaai, van het geratel en
geraas, van de dagelijkse pulp en herrie die over ons heen komt via alle media, maar de tijd en
de gelegenheid hebben om je gedachten te ordenen, om stil te zijn en na te denken over dat
wat komen gaat.
Dan hebben we het haast letterlijk over ont-roering…

Kees Steketee
 
>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN