artikelen
“Je kunt je oren niet
geloven!”
(Bij de
her-ingebruikname van het orgel in de Maranathakerk te Bedum)
(20 maart 2010)
Het
is een bijzondere
akoestiek, daar in die kerk
in Bedum.
De verstaanbaarheid van
sprekers is, ondanks de
versterking, niet optimaal.
Maar de nagalm bij
orgelmuziek vond ik ook
niet ideaal. Wat wel
indrukwekkend
klonk was
het zingen van de volle
kerk die zaterdagavond.
Misschien is het
toch
allemaal gewoon zo bedoeld…
We hebben het over de
Maranathakerk, een modern ingericht gebouw. Een vol
liturgisch centrum, met een tafel met avondmaalsstel, een kansel, een
spreekgestoelte, twee psalmborden, een lijst met gedoopten, een
lijdenstijdprojectpapier en een microfoon op een hoog statief.
Terzijde hangt een groot scherm (ik hoopte al op beelden van de organist
achter het
orgel…) en ik zag ook nog wat aanplakbiljetten voor een collecte…
Het orgel kende ik vooral vanwege het grappige luikje dat, opengedaan, de
organist,
via de voeten van de frontpijpen, een stiekeme blik in de kerk gunt.
Sinds er een,
door de organist te bedienen, draaibare camera onder het orgel
hangt, waarmee je
alle hoeken van de kerk kunt bekijken, is het luikje niet
meer heel hard nodig, maar
het zit er nog wel!
Orgel
We waren te gast bij de
her-ingebruikname van het orgel. Het lijkt een negentiende-
eeuws instrument
maar schijn bedriegt. Er staat een ander orgel dan het front doet
vermoeden.
Dat front is overigens niet negentiende-eeuws, maar dateert uit 1921.
Het is
haast het enige dat rest van het orgel dat orgelmakerij Rohlfing hier toen
bouwde. In 1966 werden, na een renovatie van de kerk al een aantal wijzigingen
aangebracht, en in 1979 werd het instrument zelfs helemaal vervangen door een
nieuw orgel, gebouwd door Pels & Van Leeuwen. Van het Rohlfing orgel werden
vijf
stemmen geheel, en twee registers gedeeltelijk, hergebruikt. Adviseur bij
de bouw
van het nieuwe orgel was indertijd Jan Weessies, toen en nu organist
te Bedum.
In 2000 werd de kerk weer gerenoveerd. Deze keer zeer drastisch. De kerk werd
uitgebreid met een gemeenschapsruimte, enkele zalen en een keuken. Er kwam een
tegelvloer met losse stoelen in plaats van de houten vloer met kokosmatten en
vaste
banken. Door de verandering die dit voor de akoestiek betekende, en
eigenlijk toch
ook wegens de niet te vermijden vervuiling van het orgel die de
verbouwing met zich
mee bracht, was er de noodzaak tot grootonderhoud en het
opnieuw intoneren van
het instrument.
Balgen zijn opnieuw beleerd, tremulanten gereviseerd, het mechaniek afgeregeld
en
het pijpwerk schoongemaakt en, zoals gezegd, geherintoneerd. En er kwam een
nieuwe Trompet 8’ in het orgel.
Resultaat
Het resultaat van dit alles was te
bewonderen tijdens de druk bezochte her-
ingebruikname op zaterdag 27 februari.
De organisatiecommissie had een uitgebreid programma samengesteld waarin geen
van de betrokkenen te kort kwam.
“Je kunt je oren niet geloven”, beloofde dhr. Mente de Vries, de voorzitter
van de
kerkenraad, ons aan het begin van de avond.
Vervolgens hield hij een betoog over het orgel en zijn functie.
“De koning der instrumenten” noemde hij het orgel maar wees daarbij ook op de
vaak
weinig koninklijke behandeling die de bespeler van dat instrument ten
deel valt.
Soms lijkt het of de bespeler, net als zijn orgel, “van de wind zou
kunnen leven…”.
Ook citeerde hij een organist die de organist en zijn speeltafel vergeleek met
de
dominee en zijn kansel: “Maar mij begrijpen ze véél beter…”
In eendrachtige samenwerking demonstreerden daarna Stef Tuinstra (organist en
adviseur) en Peter van Rumpt (directeur Kerkorgelbouw Pels & Van Leeuwen) het
orgel. Alle registercombinaties die Tuinstra liet horen klonken als kleine
juweeltjes.
En dat lag niet alleen aan de klanken die we hoorden, maar vooral
ook aan de
manier waarop ze ons werden voorgeschoteld.
Sleutels
Toen was het moment daar dat het
orgel officieel door de orgelmaker werd
overgedragen aan dhr. Siert Wiersema,
voorzitter van het College van
Kerkrentmeesters. Dat ging met een sleutel maar
dat was vooral symbolisch. Die
sleutel bleek Stef Tuinstra niet nodig te
hebben bij het bespelen van het instrument.
Een volgend officieel moment was het onthullen van een gedenkplaat die bij het
orgel zal worden aangebracht. Jan Weessies mocht dat doen nadat hij ook nog
iets
met een sleutel goochelde, en hij las, terwijl de kerkgangers verzocht
werd daarbij te
gaan staan, de namen van drie organisten die ieder vijftig
jaar organist waren
geweest. Het is blijkbaar niet eens alleen van onze tijd
dat het vak van organist vooral
wordt beoefend door al wat oudere mannen...
De heren Wiersma, De Vries en Weessies (sr) hadden het elk vijftig jaar
volgehouden.
Jan Weessies, die trouw gebleven is aan zijn orgel in de Goede Herderkerk,
hoewel
die kerk inmiddels van denominatie is gewisseld (de Vrijgemaakten
kochten hem),
had tot slot nog een Bijbeltekst voor het nog steeds staande
publiek in petto: “En het
geschiedde, toen de citerspeler speelde, dat de hand des Heren op hem kwam”
(II
Koningen 3:15), waarmee het belang van de muziek voor de eredienst was
aangetoond…
Orgelbespeling
En toen was het de
beurt aan Stef Tuinstra om ons te laten horen hoe mooi het
allemaal geworden
was.
Hij deed dat met een aantal stukken gecomponeerde orgelmuziek en, aan het
slot,
een improvisatie. Om met die laatste te beginnen: werkelijk fenomenaal
zoals hij
Psalm 96 op verschillende manieren improviserend bewerkte. Na een
bijzondere
zetting volgde een aantal variaties die stuk voor stuk boeiden. Met
name de laatste
twee waren demonstraties van muzikale avontuurlijkheid waarbij
alles steeds weer op
zijn kerktonale pootjes terechtkwam.
Daarvoor had hij onder andere de bekende Toccata en Fuga in d van Johann
Sebastian Bach gespeeld. Hier en daar verrassend geregistreerd, met ook
verrassende net-even-anders echootjes. Ik had wel de indruk dat voor een
dergelijk
majestueus stuk orgelmuziek de kerkruimte ambiance te kort kwam. Van
de overige
stukken viel me de bewerking van Richter over “Wie schön leuchtet
der Morgenstern”
op. Richters fijnzinnige klanken kwamen bijzonder mooi tot
hun recht op het
vernieuwde orgel.
De vele aanwezigen waren niet alle doorgewinterde orgelconcertbezoekers. Op
veel
subtiele momenten werd de spanning doorbroken door niet bepaald besmuikt
gehoest en andere keelgeluiden. Maar misschien passen deze bijgeluiden wel
heel
goed bij kerkdienst-orgelmuziek…
Dank
Aan het eind waren er
bloemen en dankwoorden. Voor Fokke Rook van de
orgelcommissie, voor de man (Jaap
Stulp) die door zijn vrijwillige hulpverlening een
groot aantal
orgelbouwmanuren had uitgespaard, voor de koster en ook nog voor
de familie
die het Elektronisch Huisorgel beschikbaar had gesteld voor de orgelloze
periode.
Tot slot zongen we, begeleid door Stef Tuinstra, Psalm 150 de verzen 1 en 2.
We deden dat in de Oude Berijming, want daarin komt, in het tweede couplet,
het
orgel zo mooi langs: “Laat zich ‘t orgel overal / bij het juichend
vreugdgeschal / tot
des Heren glorie paren!”
Het viel me nu pas op dat het in de eerste regel van die oude berijming over
“bazuingeklank” gaat. Ik vond het een beetje een bijzonder woord. Maar
gelukkig rijmt
het wel heel mooi op “bewijst Hem dank”!
De aanwezigen zongen uit volle borst. Orgel en gemeente samen klonken, ik
begon
mijn verhaal er mee, fenomenaal. En daar gaat het tenslotte allemaal
toch om!
Kees Steketee
> STARTPAGINA
> ARTIKELEN