artikelen
   

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN

'Daar juicht een toon'
(11 april 2009)

Omstreeks de Kerst had ik het over twee
kerstliederen (‘Ere zij God’ en ‘Stille nacht’) die
zeer geliefd zijn bij een groot deel van het
kerkvolk, en die door een ander, ook groot, deel
juist helemaal niet gewaardeerd worden.
Bij het Paasfeest hebben we zo’n zelfde
controverse. ‘Daar juicht een toon’ is voor velen
hét Paaslied, maar anderen zijn blij dat het niet
meer in het Gezangenboek staat.

En zo hebben we zowel met de Kerst als de Pasen aanleiding voor ruzie. Het lijkt de gewone
wereld wel: enthousiast bericht het Journaal als een feest (van een zegevierende voetbalclub
bijvoorbeeld) is gevierd zonder noemenswaardige incidenten.
“Ook de Dienst op de Eerste Paasdag verliep, op een pittige discussie tussen de organist en de
dominee over een lied na, rustig.”
Ik wilde het trouwens niet zozeer over het lied ‘Daar juicht een toon’ zelf hebben, en zeker niet over
de voor- en tegenstanders ervan, maar alleen over de eerste regel ‘Daar juicht een toon, daar
klinkt een stem’, als aanleiding voor wat gedachten en associaties over het zingen in de kerk.

De gemeente zingt
‘De gemeente zingt’ is al jaren de titel van deze rubriek in de kerkbode. Het staat er als een soort
vanzelfsprekendheid.
Natuurlijk zingt de gemeente. En die gemeente wordt daarin muzikaal bijgestaan, meestal door
een organist, soms door een speciaal daartoe samengesteld combo, een soort praise-band, en
zo af en toe door een muziekkorps dat als gast meespeelt, optreedt zo men wil.

Ik wil, het zal geen verbazing wekken, met name de organist en het orgelspel belichten.
Dat wordt doorgaans verzorgd door enthousiaste mensen, soms vakmusici, veelal
(amateur)muzikanten die enorm veel plezier beleven aan het maken van muziek. Het onderscheid
‘musici’ en ‘muzikanten’ dat ik hier, eigenlijk toevallig, maak, is grappig: ooit
omschreef iemand een musicus als ‘iemand die lid is van de bond’ en een muzikant als ‘iemand
die muziek maakt’. Het zal duidelijk zijn dat het dáárom gaat: muziek maken, en dat zo goed
mogelijk.
Ik ben er van overtuigd, dat elke organist, of hij nou voor zijn brood speelt of voor zijn lol, zijn best
doet zo mooi mogelijk te spelen, en ik ben er ook van overtuigd dat elke organist wel eens een
zondagmorgen heeft dat hij liever in bed was gebleven, gewoon omdat het niet zo lekker gaat.
Een organist is ook maar een mens!
Wat de positie van het orgelspel bijzonder maakt is, dat het zo vanzelfsprekend lijkt. De vertaling
van 1773 van Psalm 150 suggereert zelfs dat het instrument rechtstreeks uit de Bijbel tot ons
komt: “Laat zich ’t orgel overal / bij het juichend vreugdgeschal / tot des Heren glorie paren.”

Orgelliefhebber
Door die vanzelfsprekendheid lijkt het ook wel of je als kerkganger automatisch geacht wordt
orgelliefhebber te zijn.
In de eerste plaats omdat elk bij lied dat je zingt het orgel meedoet, en in de tweede plaats omdat
op veel momenten, waneer er geen gesproken of gezongen woord is, het orgel wordt gebruikt als
overgang, als achtergrondmuziek, als sfeermaker, of als tijdvulling.
Het ding klinkt, kortom, steeds maar weer, en als je nou toevallig een hekel aan orgelmuziek hebt
heb je wel pech als je daarnaast óók enthousiast kerkganger zou willen zijn.

Over de begeleiding van de samenzang kan ik, eigenlijk, kort zijn. De gemeentezang heeft een
vervoermiddel nodig. Het gaat niet vanzelf, en het orgel, ik durf dat wel te beweren, is
eenvoudigweg het meest geschikte instrument om een soms wat trekkende, soms wat duwende
gemeente een beetje gelijk te laten zingen. Een praktische keuze.
Als je van punt A naar punt B moet zal je moeten reizen, of je dat nou leuk vindt of niet. Daar
komt het ongeveer op neer. Maar als je niet houdt van onderweg zijn, ga je niet voor je plezier
een tochtje maken… Orgelbegeleiding bij het zingen, akkoord, maar verder…

De samenzang wordt meestal vooraf gegaan door een voorspel.
De ene organist maakt een korte inleiding: de gemeente hoort daarin hoe de melodie ook al weer
gaat, voelt de cadans en het tempo dat de organist van plan is te gaan spelen, en wordt ook
automatisch naar de begintoon van het lied gebracht.

Orgelspel
Soms, er is collecte, de kinderen gaan de kerk uit, is er een langer voorspel nodig. De organist
vult de tijd op. Hij doet zijn best, soms gaat het mooi, soms wordt het wat heen en weer gebrei,
maar ik denk dat veel mensen niet eens horen wat hij doet.
Er zijn ook organisten die sowieso lange voorspelen maken. Elk lied wordt ingeleid door een
uitgebreide koraalbewerking. Organisten die dat doen kunnen dat ook meestal goed, ze doen het
(leuk voor de orgelliefhebbers onder ons!) mooi, maar je kunt je afvragen waar het toe dient.
Vooral als er tussen het voorspel en het lied een heleboel geregistreerd moet worden is er niet
echt sprake van een ‘naar het lied toeleiden’ via het voorspel.
Het lijkt een beetje overdadig.
Er zijn ook kerken waar direct na de preek orgelspel wordt verwacht. De organist doet zijn best op
de preek aan te sluiten (en dan kan het helpen als hij van tevoren weet waar het over zal gaan!),
maar hij kan ook met zijn interpretatie de plank misslaan. Ikzelf ben daar altijd bang voor.
Gelukkig hoorde ik laatst dat dat orgelspel bedoeld is voor de gemeenteleden om de preek te
kunnen laten bezinken. Ze kunnen nog wat over de woorden nadenken die de dominee sprak,
zonder dat ze direct worden afgeleid door bijvoorbeeld de woorden die ze zelf moeten zingen in
de samenzang direct na de preek...

En dan is er het orgelspel vóór en na de dienst.
Inleidend en uitleidend orgelspel. In de ene kerk klinkt het als een soort achtergrond bij een
gezellig samenzijn, het lijkt wel receptiemuziek, in de andere wordt het op de liturgie
aangekondigd, en zit de gemeente, in stilte, te luisteren. (Ik denk dan weer aan dat gemeentelid
dat niet van orgelmuziek houdt…)
Dat zitten luisteren bij het inleidend orgelspel kan ik nog begrijpen. Je bereidt je voor op de
dingen die komen gaan.
Maar je maakt ook mee dat de gemeente, iedereen staat al, wordt weggezonden, van de
voorganger de zegen meekrijgt, en vervolgens gesommeerd wordt weer plaats te nemen om te
luisteren naar het uitleidend orgelspel.
Daar is op die manier weinig uitleidends aan…
Maar, elke zaak heeft twee kanten, ik ken ook situaties waar de organist denkt mooie feestelijke
uitleidende muziek te spelen, en waar dan de pratende kerkgangers met hun stemgeluid in staat
blijken het volume van het orgel te overstemmen. Daar is het letterlijk ‘daar juicht een toon en
daar klinkt een stem’… Een truc die die organist toepast is tegenwoordig om vooral niet te
uitbundig uitleidend orgelspel te leveren: dan houdt ook de gemeente zich wat rustiger!

Daar juicht een toon
Waar wil ik heen?
Naar de constatering dat orgelspel in de dienst vooral functioneel dient te zijn. Je hoeft als
organist niet voortdurend te laten horen hoe mooi je kunt spelen. Ik heb de neiging altijd rekening
te houden met de mensen die niet van orgelmuziek houden. Ik heb wel eens het voorbeeld
genoemd van de doedelzak: stel je voor dat dat instrument als kerkelijke standaard was
ingevoerd, je moet er toch niet aan denken…
Maar daarnaast moet het orgelspel liefst ook mooi zijn, smaakvol gespeeld. Voor de
Allerhoogste is het beste nog niet goed genoeg, zou je ook kunnen zeggen.
En uiteraard is het doel, ook dat klinkt mooi, de lofzang gaande te houden. Letterlijk de tonen te
laten juichen en de stemmen te laten klinken.

Tot slot toch nog even terug naar het lied zelf. Zoals gezegd, eigenlijk gebruikte ik het alleen als
aanleiding voor dit verhaal.
Ik was er nooit gek op, en dan heb ik het in eerste instantie over de muziek. De regel ‘die galmt
door gans Jeruzalem’ kwam er meestal, vanwege de hoogte, behoorlijk hard uit, ik zou haast
zeggen onbehoorlijk hard. In de 119 Gezangen stond het lied, als Gezang 42, in C, en werd er
een hoge f verwacht, terwijl een hoge es (dat schijnt vroeger anders geweest te zijn) voor een
doorsnee kerkganger vaak al nauwelijks meer te halen is. Bovendien vind ik de toonsoort Bes
(maar dat is natuurlijk uiterst persoonlijk) een heel vervelende. Als je het lied lager speelt krijg je
A of As. En ook dat zijn niet mijn favorieten.
Kortom: wat mij betreft juichen er nog jaren tonen en klinken er nog wekelijks stemmen, maar het
lied zelf hoeft voor mij niet zo zeer… 

Kees Steketee

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN