artikelen
> STARTPAGINA
> ARTIKELEN
O hoofd, vol bloed en
wonden
(21 maart 2009)
Het is volgens mij een van de
meest geliefde liederen voor de lijdenstijd. En
dat zou best wel eens zijn
oorzaak kunnen vinden in het feit dat de melodie
ervan maar liefst zes keer,
met uiteraard steeds andere teksten, voorkomt in
de Matthäus Passion van
Johann Sebastian Bach.
Toch wordt het niet vaak gezongen in de kerken waar ik kom, en het zou me
niet
verbazen als dat komt omdat de melodie die we geacht worden aan te
heffen
anders loopt dan de manier waarop Bach hem gebruikte.
Nu schijnt het zo te zijn dat de mens van nature niet van verandering houdt,
hoewel je ook kunt
zeggen dat de mens vooral niet van verandering houdt die
hem wordt opgedrongen. Een in
gezamenlijk overleg afgesproken wijziging levert
veel minder bezwaren op dan een opgelegde
koerscorrectie.
Aan de andere kant stamt ons liedboek, ik heb het er vaker over gehad, uit
1973. We zouden er dus
zo langzamerhand wel eens aan gewend kunnen zijn!
Ik heb het over het lied ‘O hoofd vol bloed en wonden’, in het Liedboek
opgenomen als Gezang 183.
De melodie die we zingen is, uiteraard (!), de
oorspronkelijke. In de tijd vóór het Liedboek zongen
we hem anders, ongeveer
zoals Bach hem ooit heeft gemodelleerd naar zijn eigen smaak.
Voor ons gevoel is het zo dat de tekst en de muziek van een lied, als het goed
is, bij elkaar passen.
Maar het metrum van ‘O hoofd vol bloed en wonden’ is
niet bepaald een opmerkelijk metrum.
Dezelfde tekst past bijvoorbeeld ook op
de melodieën van ‘Ik wil mij gaan vertroosten’, ‘Beveel
gerust uw wegen’,
‘Eens komt de grote zomer’, ‘Hoe zal ik u ontvangen’, ‘Wij moeten Gode zingen’
en ‘De kerk van alle tijden’, maar ook op ‘De winter is vergangen’, of zelfs
het Wilhelmus, en ik zou
er nog wel veel meer kunnen noemen. Toch zouden we
het een rare ervaring vinden als we ‘O Hoofd
vol bloed en wonden’ zouden
zingen op de melodie van ‘Wilhelmus van Nassouwe’. Andersom had
Bach er geen
moeite mee om bijvoorbeeld ‘Befiehl du deine Wege’ op de muziek van ‘O Haupt
voll
Blut und Wunden’ te plaatsen.
Tekst
De oorspronkelijke tekst van het lied stamt uit de Middeleeuwen. Ergens in het
begin van de
dertiende eeuw.
Het was een reeks lijdensoverdenkingen, toegeschreven aan Bernard van
Clairvaux, maar, volgens
het onvolprezen Compendium bij het Liedboek,
waarschijnlijker van de hand van Arnulphus van
Leuven, abt van de abdij van Villers, ergens in het zuiden van België.
De titel was Beati Patris Bernardi Rhytmica Oratio, ad unum quodlibet
membrorum Christi
Patientis et a cruce pendentis. (Dichterlijke prediking
van de zalige vader Bernard op elk van de
ledematen van de lijdende en aan het
kruis hangende Christus.)
Het ging over de voeten, de knieën, de handen, de zijde, de borst, het hart en
het hoofd. Zeven
onderdelen dus.
Paul Gerhardt (1607-1676) (foto) vertaalde ze
alle zeven in het Duits. Het couplet over het hoofd
werd het meest verbreid.
In
het Duitse Evangelisches Kirchen-Gesangbuch (Gesang 63)
staat een versie van Gerhardt van tien coupletten. Van de
zeven oorspronkelijke onderdelen gaat het daar eigenlijk alleen
nog maar over
het hoofd. We lezen over ‘Haupt voll Blut und Wunden’,
‘edles Angesichte’,
‘die Farbe deiner Wangen’ en ‘der Roten
Lippen
Pracht’.
In het laatste couplet staat een citaat van Luther. Toen hij terugkwam van
de
begrafenis van zijn overleden dochtertje Magdalene sprak hij de
woorden: “Wer so stirbt, der stirbt wohl.”
Gerhardts laatste couplet:
Erscheine mir zum Schilde,
zum Trost in
meinem Tod
und lass mich sehn dein Bilde
in deiner Kreuzesnot.
Da will ich nach dir blicken,
da
will ich glaubensvoll
dich fest an mein Herz drücken.
Wer so stirbt, der stirbt wohl.
Nederlandse vertalingen zijn er uiteraard ook gemaakt.
Het lied stond, als Gezang 12, in de Enige Gezangen.
Opvallend is dat we het
in de 119 gezangen van
de Gereformeerde Kerken (1961) niet tegenkomen!
Wel staat daarin (Gezang 33) ‘Is dat is dat mijn koning’, een eigen
interpretatie van de hand van Jan
Scharp (1756-1828) van twee coupletten.
Datzelfde lied bestond overigens ook al (als Gezang 13) in
de Enige Gezangen.
Toen had het nog drie coupletten. Het derde couplet luidde:
O Jezus! Man van
smarten,
Gij aller vaad’ren wens,
herinner aller harten
’t aandoenlijk: “Zie de mens!”
Laat mij toch nooit vergeten
die kroon, dat kleed, dat riet;
dit trooste mijn geweten:
’t is al voor mij geschied.
In de Hervormde Bundel uit 1938 zien we als Gezang 32 de versie van Bernard
ter Haar (1806-1880).
Dat is, zij het met twee coupletten meer, datzelfde
Gezang 12 uit de Enige Gezangen.
Toen de Liedboekbouwers bezig waren naar een vertaling te zoeken werd al snel
duidelijk dat Ter
Haars versie niet zou worden gehandhaafd. Dat lied ademde
teveel de geest van de negentiende eeuw…
Een andere vraag was of de middeleeuwse mystieke sfeer bewaard moest worden.
In een aantal
coupletten vond men een zwoele vroomheid, die de onze niet meer
is.
Al met al een dilemma: de oorspronkelijke versie was te mystiek, de
negentiende eeuwse versie
te vroom! Besloten werd een nieuwe vertaling te
maken, en zo verscheen in het Liedboek de tekst van J.W.
Schulte Nordholt
(1920-1995).
Heel bewust heeft hij de laatste zin van Luther laten staan: “Wie zo sterft,
sterft gerust.”
Wees Gij om mij bewogen
en troost mijn angstig hart.
Voer mij uw beeld voor ogen,
gekruisigde, uw smart.
Dan zal ik vol
vertrouwen,
gelovig en bewust,
uw aangezicht aanschouwen.
Wie zo sterft, sterft gerust.
Melodie
Hans Leo Hassler (1564-1612)
(foto) maakte de melodie van het lied.
Het was de
bovenste stem uit een vijfstemmige zetting van het liefdeslied
“Mein G’müt is
mir verwirret, das macht ein Jungfrau zart”.
Het was dus oorspronkelijk niet bedoeld als kerklied, en ook niet als
samenzanglied! In 1613 verscheen de melodie bij het lied “Herzlich tut
mich
verlangen nach einem sel’gen End” uit 1599 van ene Christoph Knott.
Dat lied
staat in het Evangelisches Kirchen-Gesangbuch als Gesang 483.
Johann Crüger
(1598-1662) is er verantwoordelijk voor dat de melodie tot
op de dag van
vandaag wordt gebruikt voor ‘O Haupt voll Blut und Wunden’.
Hij nam het lied
op in zijn bundel Praxis pietatis melica (1647). Een “Übung der
Gottseligkeit in christlichen und
trostreichen Gesängen (…) auch zur
Beforderung des sowohl Kirchen- als Privat-Gottesdienstes”. Het is duidelijk
dat de bundel mede bedoeld was voor gebruik in de huiselijke kring.
Wanneer we de melodie zingen zoals die in het liedboek staat, bestaat de
neiging de eerste vier regels, die door
de driedeling haast een dansant
karakter suggereren, tamelijk vlot te zingen (en te spelen!). Gevolg daarvan
is
dat de regels vijf en zes, wanneer je lekker in die dansende cadans zit,
als storend worden ervaren en, ook al
door dat te hoge tempo, min of meer
worden afgeraffeld. Wanneer het lied niet te snel wordt ingezet is dat
probleem er niet.
Een interessante vraag is of en op welke manier het gezang in de nieuw te
verschijnen liedbundel wordt
opgenomen.
Waar men in 1973 vond dat de tekst van de middeleeuwse versie te mystiek en
van de negentiende eeuwse
versie te vroom was, besluit men in de
eenentwintigste eeuw misschien wel dat de musicologisch historiserende
uitgangspunten van de zeventiger jaren van de vorige eeuw wel wat al te rigide
waren…
We zullen het zien.
Kees Steketee
> STARTPAGINA
> ARTIKELEN