artikelen
> STARTPAGINA
> ARTIKELEN
'Ere zij God' en 'Stille Nacht'
(20 december 2008)
Ooit zongen we eigenlijk
alleen psalmen in de kerk. Al naar gelang de
denominatie was dat op de teksten
van Petrus Datheen of in de berijming
van 1773. Naast die psalmen hadden we
een twaalftal gezangen zoals o.a.
de ‘Lofzang van Maria’, de ‘Lofzang van
Simeon’, het ‘Gebed des Heeren’
en de ‘Bedezang na de Predikatie’.
Daar moesten we het mee doen, ook met de Kerst.
Ongetwijfeld denkt
een enkele lezer nu al: “Daar kónden we het ook mee doen, beter dan de
Psalmen
hebben we niet!”
Later werden de twaalf gezangen uitgebreid tot 29, met liederen als ‘Hoe zal
ik U ontvangen’ en
ook, voor de Lijdenstijd, ‘O Hoofd, bedekt met wonden.’
Ook het ‘Ere zij God’ stond tussen die 29 gezangen en wel onder nummer 11.
Kennelijk was er
behoefte om het lied in de kerkdienst te kunnen zingen. Toen
in 1973 het Liedboek voor de
Kerken werd ingevoerd was het ‘Ere zij God’
verdwenen, maar kon wel ‘Stille Nacht’ officieel
gezongen worden.
Ere zij God
Ik was organist in een kerk
waarvan de voorganger niet gecharmeerd was van het ‘Ere zij God’. Hij
liet het
dan ook nooit zingen.
Ik kon me wel vinden in zijn bezwaren. En dan heb ik het nog niet eens over de
tekst uit Lucas 2. In
de Statenvertaling staat, “Ere zij God in de hoogste
hemelen, en vrede op aarde, in de mensen
een welbehagen.” In 1951 maakte men
er van “en vrede op aarde bij mensen des welbehagens”,
en sinds de Nieuwe
Bijbelvertaling (2004) lezen we “vrede op aarde voor alle mensen die hij
liefheeft.”
En er zijn nog meer mogelijkheden: Zo heeft de Willibrordvertaling (1995) de
zaak vertaald met
“vrede onder de mensen in wie Hij een welgevallen heeft.”
De tekst van het lied volgt de Statenvertaling: “In de mensen een welbehagen.”
Ik heb tijdens het
zingen dan altijd het idee dat je als mens iets van een
goed gevoel hebt bij vrede op aarde. De
vraag is of dat een juiste implicatie
van de tekst is…
Veel bezwaar kan men ook maken tegen de melodie. Ik kan me niet echt
voorstellen dat de
engelen op het veld van Efratha zich van de enigszins
massief tetterende muziek bedienden die
nu voor het lied gebezigd wordt. Maar
ik moet natuurlijk ook toegeven dat we ons überhaupt geen
voorstelling kunnen
maken van de klank van een engelenkoor, midden in de nacht, bij de herders
met
hun kudde. Het zal, uiteraard (!), een wonderlijke ervaring geweest zijn.
Ik had er eigenlijk wel vrede mee dat we in de kerk niet probeerden die
engelen te imiteren, en het
lied dus niet zongen.
Collega
Maar ik was niet de enige
die het orgel bespeelde en mijn collega, die qua leeftijd mijn vader had
kunnen zijn, was het helemaal niet met de dominee eens. Voor hem was een
Kerstdienst die niet
werd afgesloten met de engelenzang niet compleet. Als de
dominee de zegen had uitgesproken
zette hij dan ook steevast in, en heel de
gemeente zong als vanzelfsprekend de bekende woorden
mee.
Toen de predikant het een aantal jaren had meegemaakt maakte hij er een sport
van de organist
voor te zijn. Hij probeerde na de zegen de preekstoel zo snel
te verlaten dat hij voor het begin van
‘Ere zij God’ al in de consistorie was.
Maar de organist op zijn beurt maakte er een sport van om
dat te voorkomen.
Meestal won hij…
Toen ik ooit achter het orgel zat om het koor te begeleiden dat ik dirigeerde,
werd ik na de dienst
zo’n beetje letterlijk van de bank verdreven zodat hij
toch zijn ‘Ere zij God’ kon spelen.
Om de zaak niet op de spits te drijven zongen we met het koor later een mooie
bovenstem, en zo
werd het toch nog best een mooi vers.
Stille Nacht
Een
ander lied dat voor velen onlosmakelijk bij de Kerst hoort,
en zonder hetwelk
een Kerstdienst niet af is, is het overbekende
‘Stille Nacht’. Het is ontstaan
uit nood, omdat in de kapel van het
dorpje Oberndorf in Oostenrijk het orgel
de geest had gegeven,
op 24 december 1818. Kapelaan Joseph Mohr maakte snel
een
kerstlied, en cantor-organist Franz Xaver Gruber componeerde
de melodie.
Voor de begeleiding gebruikte Gruber een gitaar.
Zo was er toch muziek bij de
nachtmis…
Over de hele wereld wordt het gezongen, op veel verschillende
teksten, en het
schijnt juist daarom, als een daad van
oecumene, in het Liedboek voor de
Kerken te zijn opgenomen.
In het Compendium bij het Liedboek (1977) spreekt Ad
den
Besten over “een afschuwelijk versje.” En hij vervolgt: “Ik geef
toe, dat
zit het allermeest in de melodie, die karakterloos en
larmoyant is. Maar
nauwelijks minder karakterloos is de tekst. Ik
bedoel dan álle mij bekende
teksten: de oorspronkelijke Duitse tekst, zowel als de drie
Nederlandse
vertalingen of bewerkingen die ik ken, de katholieke, de vrijzinnig-protestantse, maar
ook de calvinistische versie van ene Johannes IJserinkhuizen. (…) De hoogste lof die men eraan
zou kunnen toekennen is deze,
dat er geen onvertogen woord in staat. Het is allemaal heel waar,
of voor mijn
part on-waar, maar geen gedachte die niet elders kernachtiger, geen gevoel dat
niet
elders inniger is uitgedrukt. En bij regels als: ‘die miljoenen eens
zaligen zal’ of ‘hulpeloos kind,
heilig kind, dat zo trouw zondaars mint’
draait het hart mij in het lijf om.”
Bewust zingen
Als men zich tijdens het
zingen bewust is van de tekst dan kan het mijns inziens niet anders dan
dat
je, net als Den Besten, vraagtekens hebt. Aan de andere kant zingen we wel
vaker een lied
waarvan de gedachte in een ander vers kernachtiger is
uitgedrukt, of waarvan het innige gevoel
elders beter is verwoord. Dat hoeft
geen reden zijn om dat lied af te keuren lijkt me.
Dan de melodie. Probleem is voor een doorsnee kerkganger de toonomvang. Die
schijnt
trouwens zo groot te zijn omdat de voorlaatste regel verkeerd is
overgeleverd. Wanneer een
toonsoort wordt gebruikt waarin de hoogste toon nog
goed te zingen is wordt de laatste (en laagste)
toon uit het lied wel erg
laag. Als je wat hoger speelt wordt die ene hoge noot wel weer erg moeilijk
bereikbaar voor veel kerkgangers.
Qua begeleiding is er geen probleem: door de eenvoudige structuur kan het
liedje met drie
akkoorden adequaat worden gespeeld. Ook in de officiële
begeleidingsbundel bij het Liedboek
gebeurt dat, zij het met één voorzichtig
vierde akkoordje. Maar dan krijgt het juist die wat simpele
sfeer waartegen
hier en daar zo wordt geageerd. Ik zou willen voorstellen de begeleiding uit
te
voeren in een meer gospelachtige sfeer, met af en toe een verminderd
akkoord. Dat kan dan weer
zo mooi oplossen in een volgende samenklank en het
lied wordt er gelijk een stuk minder saai
van.
En het laatste couplet (“Vreed’ en heil wordt gebracht aan een wereld verloren
in schuld; Gods
belofte wordt heerlijk vervuld. Amen, Gode zij eer!”) kan niet
anders dan uitnodigen tot een
uitbundige harmonisatie met veel
majeurakkoorden.
Ik vind het steeds weer een uitdaging om te proberen het lied zodanig te
begeleiden dat van die
zoete weeïge sfeer die het kan oproepen (want je hoort
het ook in de supermarkt om ons
koopgedrag te stimuleren!) in ieder geval
niets meer te merken is.
Slot
Op de kerstromantiek van de
warenhuizen, de verlichte winkelstraten en de supermarkten zitten we
in de
kerk, ook in de Kerstnacht, niet te wachten. Ik vind ook geen argument (het
wordt vaak
gebruikt!) dat er juist dan veel mensen zijn die op ‘gewone’
zondagen niet komen, en die kennelijk
op zoek zijn naar een andere beleving
dan de doorsnee kerkganger… Ik pas de inrichting van
mijn huis toch ook niet
aan aan de verjaarsvisite die ik eenmaal per jaar ontvang!
Maar als we dan toch ‘Ere zij God’ en ‘Stille Nacht’ zingen, ik droom er niet
van maar ik heb er ook
geen onoverkomelijke bezwaren tegen, is het zaak om te
zorgen dat we dat dan maar zo goed en
zo eerlijk mogelijk doen. En met een
hoorbaar tegenstribbelende en/of sacherijnige organist wordt
het sowieso
natuurlijk niks.
Ik wens u een mooie Kerst, met vooral mooie Kerstdiensten, en veel mooie
Kerstliederen.
Kees Steketee