artikelen

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN

Boekbespreking:
(25 oktober 2008)

Paul Verhoeven: Jezus van Nazaret
Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam, 2008;  288 blz.

Elke week verschijnen veel nieuwe boeken.
Regelmatig ook theologische werken. Het gebeurt
niet vaak dat een filmmaker een boek schrijft over
Jezus. Nieuwsgierig begon ik er in te lezen en werd
snel gepakt door de meeslepende schrijfstijl.
Wat in het boek wordt verteld lijkt soms nieuw, is
soms schokkend, maar ook veel van wat misschien
schokkend of nieuw overkomt had dat niet hoeven
te zijn: in eerdere studies over het leven van Jezus
werden dergelijke zaken ook al verteld. Maar die
boeken worden vooral gelezen en bestudeerd door
theologen. Een boek van Paul Verhoeven vindt
allicht ook zijn weg naar andere lezers. Want
Verhoeven was natuurlijk wel de man die ooit films
maakte als “Turks Fruit” en “Soldaat van Oranje”,
en, in 2006, “Zwartboek”.

Omdat hij ooit ook nog eens een film over het leven van Jezus wilde maken ging hij zich verdiepen in
de mens die Jezus moet zijn geweest. Hij droomde van een realistische film, niet een film als
evangelisatiemiddel.
Vanaf 1986 woonde hij het Jesus Seminar in Amerika bij. Dat is een groep theologen die twee maal
per jaar een vierdaagse conferentie organiseert waarin de deelnemers discussiëren over wat Jezus
echt gezegd en gedaan heeft. Verhoeven zegt dat hij omstreeks het jaar 2000 besefte dat hij meer
geïnteresseerd was geraakt in Jezus zélf dan in een film over hem: “Wat Jezus – volgens mij –
werkelijk had gezegd en gedaan vond ik belangrijker dan de dramatisering daarvan.” (blz. 12)

Waarheid
Een mooie manier om achter de waarheid te komen is het vergelijken van de vier evangeliën. Wat
schrijft de één, wat de ander, en waarom zit daar verschil in? Daarnaast zijn er andere bronnen, het
Evangelie van Thomas, er is nog het Evangelie van Maria uit Magdala, het Evangelie van Judas, en
Verhoeven heeft het ook nog over het Geheime Evangelie van Marcus.
En er zijn de teksten van de joodse geschiedschrijver Flavius Josephus, “al paste hij heel wat spin toe
om (met name aan de Romeinen) te bewijzen dat de joden betrouwbare vazallen waren.” (blz. 35)
Verder noemt Verhoeven nog de kritische teksten van Celsus, een Grieks filosoof die omstreeks het
jaar 180 schreef over Jezus als een oplichter, die gemene praatjes rondstrooide en goocheltrucs
uitvoerde.

Volgens Marcus, het oudste evangelie, was Jezus een timmerman, maar Matteüs vindt dat kennelijk
te gewoontjes, hij maakt er ‘zoon van een timmerman’ van. Het lijkt een kleinigheid, maar je krijgt wel
de indruk dat Jezus in de bouw gewerkt heeft.
Verhoeven heeft het over de relatie tussen Johannes de Doper en Jezus. Dat moet toch een
wonderlijke geweest zijn. Uit het feit dat Jezus zich liet dopen door Johannes (volgens veel theologen
is naast de kruisiging die doop de enige gebeurtenis uit Jezus’ leven die volledig historisch
betrouwbaar is) concludeert Verhoeven dat Jezus ervan uitging dat de ‘dag des Heren’, de Dies Irae,
voor de deur stond. (blz. 54)
En uit het feit dat de evangelisten niet hebben geprobeerd die doop te verdonkeremanen concludeert
hij dat dat gegeven tijdens hun schrijfproces (aan het eind van de eerste eeuw) nog algemeen bekend
was.
Door de evangelisten te vergelijken trekt Verhoeven ook conclusies over de chronologie in Jezus’
leven. En over de vraag hoe vaak hij in Jeruzalem is geweest. Volgens Marcus één maal, Matteüs en
Lucas volgen hem daarin, maar volgens Johannes wel vijf maal.
Het gegeven dat het Johannes-evangelie “theologisch is gecomponeerd, niet dramaturgisch” (blz. 57)
vindt Verhoeven een goede reden om die “vijf – wat chaotische – bezoeken (…) als historisch te
aanvaarden. Johannes vond de anti-dramaturgische chaos gewoon niet belangrijk genoeg om die te
stroomlijnen, het ging hem om de theologie, niet de dramaturgie.” (blz. 58)
Je zou als argument voor het tegenovergestelde kunnen zeggen: omdat het hem om de theologie ging
nam hij het niet zo nauw met de historiciteit…

Wonderen en gelijkenissen
Wanneer je op zoek gaat naar de werkelijkheid in Jezus’ leven, en daarbij uitsluit wat volgens je
nuchtere verstand gewoon niet waar kan zijn (“Ik zou wel willen geloven, maar rationeel kán ik het niet”,
zegt Verhoeven op bladzijde 22) stuit je al snel op problemen.
Bijvoorbeeld: Als Jozef niet de vader van de menselijke Jezus was, wie was het dan wel? Was Maria
verkracht door een Romeinse soldaat? Was hij dus een bastaardzoon? In Johannes 8,41 zeggen de
Farizeeën tegen Jezus: “Wij zijn geen bastaardkinderen!” “Dit kan erop wijzen dat er praatjes
rondgingen over Jezus als onecht kind.” (blz. 46)
Ook “dat over het water lopen, van Jezus of van Petrus, is natuurlijk onzin: dat kan niet.” (blz. 123)
Verhoeven vertelt een realistischer versie.
En “Jezus heeft nooit vijf broodjes in honderden broden omgetoverd, hij is geen Harry Potter.” (blz.
116) Verhoeven wijst op het verhaal in het Oude Testament (2 Koningen 4,42-44). Maar het feit dat
het in het Nieuwe Testament liefst zes keer wordt verteld “doet vermoeden dat er wel degelijk iets
bijzonders is gebeurd.” (blz. 117)
De conclusie, na veel heen en weer geredeneer, is dat er vooral vis werd gegeten. Die werd gratis
verstrekt, en dat was, door het op die manier ontduiken van 30 tot 40 % belasting, een verzetsdaad
van de vissers. (blz. 119)

Het is uitermate boeiend te lezen hoe Verhoeven een aantal parabels bespreekt. Hij verbaast zich
over de anticlimax bij ‘de Verloren Zoon’ wanneer de oudere broer wordt opgevoerd. Lucas heeft dat
er vast bij verzonnen. De broer “hoort muziek en merkt dat er wordt gedanst. Maar muziek en dansen
gebeurde altijd aan het einde van de maaltijd, als het kalf al was opgegeten. Dat betekent dat de
vader niet de moeite heeft genomen om zijn oudste zoon in te lichten, (…) hij heeft hem helemaal niet
voor het feest uitgenodigd. (…) De getalenteerde verteller die Jezus ongetwijfeld was, zou nooit zo’n
grove fout hebben gemaakt.” (blz. 75)
Even verderop schrijft Verhoeven dat de meeste van Jezus’ parabels los van hun context moeten
worden gelezen, “omdat de evangelisten ze hebben geplaatst waar het hen ‘t beste uitkwam.” (blz. 82)
Maar in dezelfde alinea wil hij de context van de Barmartige Samaritaan wel bekijken om daaruit de
conclusie te kunnen trekken dat Lucas het verhaal reduceert tot het opwekken tot christelijke
naastenliefde terwijl het Jezus ging om de vraag wie van de drie (priester, leviet of Samaritaan) het
dichtst het Koninkrijk Gods naderde…

Het voert, natuurlijk, ter ver om alles wat Verhoeven aanroert te bespreken.
Belangrijk is dat Jezus, die het Koninkrijk Gods verkondigde, als boodschapper op den duur zélf de
Verkondiging werd.
Daarnaast gaat het bijvoorbeeld nog over de vraag of de twaalf discipelen bij de laatste maaltijd
aanwezig waren (volgens Verhoeven niet), en komt ter sprake dat Jezus bij verstek ter dood
veroordeeld zou zijn.
En is het niet verbazingwekkend dat hij zijn discipelen opdracht geeft hun mantels te verkopen en voor
het geld zwaarden aan te schaffen? Was hij dan toch een revolutionair?

Slot
Verhoeven schrijft in een vlotte en boeiende stijl. En omdat hij weigert onduidelijkheden te accepteren
onder het mom van “Dat moet ik dan maar geloven” ontstaan er soms boeiende en prachtige
redeneringen. Een enkele plek waar hij inconsequent wordt moeten we daarbij op de koop toe
nemen: Ik noemde al de parabels die los van hun context zouden moeten worden gelezen, behalve als
die context ons kan helpen een bepaalde conclusie te trekken.
“Veel theologen gaan er tegenwoordig van uit dat alle voorspellingen van Jezus over zijn lijden, dood
en herrijzenis ex eventu zijn geconstrueerd. Ze werden verzonnen nádat Jezus was gekruisigd en –
volgens zijn discipelen – weer ópgestaan uit de doden.” (blz. 136)
Verhoeven vervolgt direct met “Weliswaar heb ik daar zelf een andere mening over (…) maar (…)
vind ik wel dat de verzen waarin Jezus zijn dood en opstanding verkondigt hier geschrapt moeten
worden – het is Marciaanse redactie.” Met andere woorden: Ik ben het niet eens met de mening van
die theologen, maar als het zo uitkomt weer wel.

Nog één ander punt: Na de dood van Lazarus (natuurlijk heeft Jezus Lazarus niet uit de dood
opgewekt, want dat kan niet, aldus Verhoeven) heeft Jezus zijn discipelen bevolen zwaarden aan te
schaffen. In Verhoevens woorden: “Hij heeft zich in een richting ontwikkeld waarin hij wapengeweld
niet meer schuwde. Omdat deze nieuwe houding van Jezus zo weinig sporen in de overlevering heeft
nagelaten, moeten we ervan uitgaan dat die ‘militante’ periode maar kort heeft geduurd.” (blz. 176)
Met evenveel recht zou je de conclusie kunnen trekken dat je er naast zit, dat van een militante
periode geen sprake is geweest. Er zijn immers weinig sporen? En waarom horen we daar dan
verder niks van? Het zwaard waarmee bij de arrestatie een oor werd afgehakt is toch geen bewijs
voor een stevig bewapend discipelenleger?

Los hiervan is mijn conclusie dat Verhoeven een prachtig boek heeft afgeleverd. Het is soms even
schrikken en het is zeker niet bedoeld voor gelovigen die de Bijbel van kaft tot kaft en woord voor
woord letterlijk geloven.
Voor anderen, die het interessant vinden om eens van een andere kant naar het leven van Jezus te
kijken, is het zeer de moeite waard.
En, als gezegd, het is geschreven in een meeslepende stijl. Je blijft lezen…

Kees Steketee

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN