artikelen
Boekbespreking:
(17 mei 2008)
Hans
Jansen, Islam voor varkens, apen, ezels en andere
beesten.
(Prof.dr.Hans
Jansen beantwoordt 250 vragen over
de Islam)
Uitgeverij van Praag, Amsterdam, 2008, 200 blz.
“De opvatting dat de islam
zich met bruut
geweld een weg door de geschiedenis heeft
gebaand blijkt niet
houdbaar,” schrijft
Annemarie Schimmel in 1990 in haar boek
over de Islam (op
bladzijde 53).
“De meeste westerse hoogleraren die de islam
in hun portefeuille hebben,
praten graag mee
met de moslims, hoe reactionairder en
multicultureler, hoe
beter (…) Veel
onderzoekers denken dat ze de leden van de
groep die zij
bestuderen wel naar de mond
moeten praten omdat ze anders hun
‘contacten’
verliezen.” Een citaat uit het boek
van Hans Jansen, “Islam voor varkens,
apen,
ezels en andere beesten” (blz. 123/124)
Bovenstaande twee
citaten zetten direct het probleem neer bij het lezen over een onderwerp als
de
islam. Iedereen heeft er een mening over en iedereen heeft die mening ook
ergens op gebaseerd.
De een op gedegen onderzoek, de ander op zoiets ongrijpbaars als
onderbuikgevoelens of
incidentele ervaringen. Wanneer de ene
hoogleraar (Jansen) de mening van de ander (Schimmel)
in twijfel trekt omdat
die de islam naar de mond zou praten wordt het voor de eenvoudige lezer die
wel eens wil weten hoe het nou echt zit moeilijk te bepalen wat waarheid is.
Pauw en Witteman
De aanleiding voor mij om
het boek van Jansen te gaan lezen lag in de uitzending van Pauw en
Witteman op
17 maart j.l., waar Jansen te gast was, samen met Harry de Winter, en trouwens
ook
nog Lee Towers.
De discussie ging fel en De Winter verweet Jansen dat hij over dingen sprak
waar hij geen verstand
van had. Wat wist hij nou van de grondtaal van het Oude
Testament, het Hebreeuws? Jansen
pareerde meesterlijk met een Hebreeuwse zin
waarvan de vertaling bleek te luiden dat hij wel
degelijk Hebreeuws sprak.
De Winter had juist die dag een advertentie in de Volkskrant geplaatst met de
tekst “Als Wilders
hetzelfde over Joden (en het Oude Testament) had gezegd als
wat hij nu over Moslims (en de
Koran) uitkraamt, dan was hij allang
afgeserveerd en veroordeeld wegens antisemitisme.”
Jansen kreeg het verwijt dat de titel van zijn boek suggestief was en bij
voorbaat de Islam in een
negatief daglicht plaatste. Hij maakte er vervolgens
geen geheim van dat hij zekere negatieve
gevoelens had, maar dat de titel
gebaseerd was op een aantal koranverzen waarin met name
Joden, maar ook
christenen en ongelovigen, werden neergezet als varkens, apen, ezels en andere
beesten.
Vraag en antwoord
In 267 (!) vragen en
antwoorden bespreekt Jansen de Islam. Hij heeft zijn vragen verdeeld in
hoofdstukken over o.a. ‘de historische Mohammed’, ‘de hoofdpunten van de
Koran’, ‘de Koran
versus de Bijbel’, ‘clichés over Koran en Islam’ en
‘verspreiding van de Islam’.
Maar ook zijn er hoofdstukken als ‘het (on)gelijk van Ayaan, Theo en Geert’,
en ‘Bin Laden & Co’.
De vragen worden doorgaans duidelijk, met een zekere ironie, beantwoord. Soms
krijg je het idee,
maar dat zal in alle boeken met vragen en antwoorden, tot
aan de Catechismus toe, wel zo zijn, dat
de vragen bij de antwoorden zijn
gezocht. De vorm maakt het in ieder geval een prettig leesbaar
boek.
Kern van het probleem vormt in Jansens opvatting de manier waarop moslims de
teksten van de
Koran interpreteren. Als (op drie plaatsen) wordt opgeroepen om
de heidenen te doden ‘waar ge
hen maar aantreft’ zou het mogelijk zijn die
oproepen zodanig uit te leggen “dat ze alleen nog maar
betrekking hebben op de
situatie in Mekka en Medina tijdens het leven van Mohammed (570-613),
maar dat
is niet gebruikelijk.”(blz. 49)
(Die 613 is natuurlijk een drukfout in het boek, Mohammed stierf in 632, maar
dit terzijde)
Dat is ook direct het grote verschil met de Bijbel, en dan met name het Oude
Testament: Daarin
staan verhalen van en over mensen uit een bepaalde tijd, met
wetten die voor die mensen in die
bepaalde tijd golden. Oproepen tot
stenigingen als straf voor allerlei vergrijpen worden zelfs door de
meest
orthodoxe christenen niet meer gehonoreerd…
Jansen: “In de Bijbel vertellen mensen verhalen over God. In de Koran, zo
leert de islam, spreekt
God zelf tot de mens dan wel tot Mohammed.”(blz. 76)
En “de Koran bevat een groot aantal
opdrachten aan moslims om gewelddadig op
te treden tegen de ongelovigen, maar eigenlijk heel
weinig verhalen over zulke
gewelddadigheden.” (blz. 80)
Dat is anders in de levensbeschrijvingen van Mohammed. Daarin gaat het over
krijgs- en
rooftochten waarbij “zeker naar moderne opvattingen, wreedheden
begaan worden.” (blz. 80)
Clichés
In het hoofdstuk ‘Clichés
over Koran en islam’ (de titel van het hoofdstuk zegt al veel, nog voordat er
ook maar een onderwerp is aangeroerd) gaat het onder andere over het respect
dat moslims voor
joden en christenen zouden hebben. “De theorie van de islam
is mogelijk zeer gunstig voor
christelijke en joodse minderheden, maar de
praktijk was en is dat niet,” zegt Jansen (blz. 92) “De
vermeende goede
behandeling van christenen en joden onder de islam is niet alleen het
onderwerp van wetenschappelijke studies, maar ook van soms heel barre
propaganda.”
En de vergelijking van gewelddadige verhalen uit de Bijbel met die in de Koran
gaat volgens
Jansen (die ons vanaf de voorkant van zijn boek streng aankijkt…)
volledig mank. “Er zijn geen
groepen christenen of joden die de Bijbel als een
‘license to kill’ beschouwen.” (blz. 94)
En als het gaat over de vraag of het westen moslims door de eeuwen heen
onderdrukt heeft zegt hij:
“De islam is sinds de dood van Mohammed zo’n
duizend jaar lang militair aan zijn buren superieur
geweest. In de loop van de
zestiende en zeventiende eeuw verandert dat. Het ontzet van Wenen in
1683
geeft goed aan dat de islamitische militaire superioriteit toen ten einde was
gekomen.” (blz.
99)
Pragmatisch
“De moderne dialoog is een
typisch christelijke behoefte van de laatste tijd. Wie daarentegen weet
dat
hij de ware en de beste godsdienst aanhangt, heeft weinig behoefte aan
dialoog, maar wil
natuurlijk zijn minderbedeelde medemens best eens uitleggen
hoe het zit,” zegt Jansen, maar “het
is beter samen dingen te doen waar mensen
controleerbaar baat bij hebben, dan eindeloze
gesprekken te voeren over
oncontroleerbare religieuze waar- of onwaarheden.” (blz. 192) Het praten
over
je eigen standpunten zonder de bedoeling daar iets aan te willen veranderen is
zinloos, aldus
Jansen eigenlijk in deze paragraaf.
Misschien raakt hij hiermee de essentie.
Als iemand de Koran beledigt (verscheurt, verbrandt, weggooit, of wat dan ook)
is de moslim
beledigd, wordt hij kwaad, en in het uiterste geval gaat hij tot
geweld over.
Als iemand Jezus, God, de Bijbel, het Avondmaal belachelijk maakt halen we de
schouders op en
besteden daar geen aandacht aan. Enerzijds omdat we vinden dat
iedereen moet kunnen zeggen
wat hij wil, anderzijds omdat we zelf misschien
ook wel onze twijfels hebben over wat Waarheid is,
wie God is, wie Jezus is,
en wat de Bijbel ons te zeggen heeft. Nederland kent een lange traditie van
satire over kerk en christendom. Voor sommige cabaretiers zijn gereformeerden
een schier
eindeloze en nog altijd volledig ongevaarlijke inspiratiebron.
“Hoe lang zijn de tenen?” Vraagt Jansen (blz.193). Ik denk dat de tenen des te
langer zijn naarmate
men zich serieuzer beledigd voelt.
En wat de een slechts
als prikkelend ervaart (de titel van Jansens boek en sommige antwoorden op
sommige vragen) zal een ander, voor wie het allemaal over heilige zaken gaat,
toch weer als een
belediging opvatten.
Maar het boek is dan ook niet bedoeld voor die groep.
Voor joden, christenen en heidenen is het zonder meer een leerzaam verhaal
geworden, zij het dat
het best met een zekere argwaan gelezen zou moeten
worden. Mij heeft het in ieder geval
geïnspireerd om ook (weer) materiaal van
anderen over het onderwerp te gaan lezen.
En dan blijkt, ik begon mijn verhaal er mee, dat toch elke objectieve waarheid
een subjectieve
component in zich heeft, ook die van Hans Jansen…
Kees Steketee