artikelen
   

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN

Vijftien jaar Cantatediensten (12 april 2008)

Jelte Hulzebos: “Voor mij moet het uitvoeringsniveau
even hoog zijn als in de concertzaal...”

 

Het is zondagmiddag 6 april 2008, een uur of drie.
In de Nieuwe Kerk in Groningen klinkt een koraal. Het lijkt 'Allein Gott
in der Höh sei Ehr’, de bekende melodie die we in het Liedboek
kennen als Gezang 254, maar dat is het niet. Naar binnengeslopen
blijkt het te gaan om het slotkoraal uit cantate 104 van Johann
Sebastian Bach, de cantate die Bach schreef voor de tweede zondag
na Pasen en die voor het eerst werd uitgevoerd op 23 april 1724, ‘Du
Hirte Israel, höre’.
Jelte Hulzebos neemt het lied nog even door met de enthousiaste zangers van zijn
cantorij. Straks, om vijf uur, gaat de cantate klinken in een cantatedienst in de serie
in de Nieuwe Kerk. Dit jaar alweer voor het 15e seizoen. Een mooie aanleiding om
Hulzebos eens aan het woord te laten.

 

Elke maand organiseert de Nieuwe Kerk, of eigenlijk Hulzebos, hij is cantor én regelaar, een
cantatedienst. En ook elke maand is de kerk vol tot zeer vol. Niet alleen met gemeenteleden van
de Nieuwe Kerk, maar met mensen uit de hele provincie. Liefhebbers van goede kerkmuziek en
met name van Bach, veronderstel ik.
“Nee, niet alleen…” aldus Hulzebos, “wat ik belangrijk vind is niet alleen maar bekende werken
uit te voeren waarbij je vrij zeker weet dat er veel mensen op af komen, maar ook onbekend werk
te spelen. De gemakkelijke weg is alleen Bachcantates. Maar er is zoveel meer, ik wil de
bezoekers van de cantatediensten graag kennis laten maken met een breed scala aan
kerkmuziek. Ik denk dat de programmering in de Nieuwe Kerk wat dat betreft uniek is in
vergelijking met cantatediensten elders in het land waar het accent vooral op het uitvoeren van
Bachcantates ligt.”

 

Hoogtepunten
Natuurlijk is er wel veel Bach langs geweest. Jelte laat een indrukwekkende lijst zien met onder
andere een dertigtal cantates, alle motetten en een aantal missen. Daarnaast de Johannes
Passion, het Weihnachtsoratorium en, onlangs nog, de Hohe Messe.

Maar er is ook Schütz uitgevoerd, en Monteverdi en Gabrieli.
“In het afgelopen ‘Buxtehudejaar’ hebben we cantates van Buxtehude en tijdgenoten gedaan.”
Ook Brahms, Duruflé en Fauré stonden op de lessenaar.
Gevraagd naar hoogtepunten noemt Hulzebos de Musicalische Exequien en de
Auferstehunghistoria van Schütz, Membra Jesu nostri van Buxtehude en oratoria van Carrisimi
(Jephta en Jona).
Daarnaast, inderdaad, de grote Bachwerken.
Bij die laatste wijst hij op de enorme organisatie: “Ik regel namelijk alle musici en solisten en
aangezien ik graag met professionele musici werk die ook nog gespecialiseerd zijn in de barok is
dat een enorme klus. Deze mensen komen veelal uit het westen of van over de landsgrens.”
Over die organisatie gesproken: Hulzebos is één van de initiatiefnemers. “Er is een kleine
commissie die mij in mijn ideeën steunt, zij verzorgen de pr, er is een penningmeester, een
commissielid maakt de liturgieën, enkele brengen affiches rond, er zijn mensen die de contacten
met de donateurs onderhouden, en ga zo maar door. Ikzelf ben de bedenker en uitvoerder van
het jaarprogramma, regel koren, solisten, musici en maak repetitieafspraken, ik spreek met de
voorgangers, ik maak de teksten voor de jaarfolder, zorg voor de teksten van het affiche en schrijf
de inleiding in de liturgie.”
Ook het bezorgen van een deel van de affiches neemt Hulzebos overigens graag voor zijn
rekening.
En nog even over de hoogtepunten: “Het is verrassend, ik herinner me dat heel goed, dat een
hele kleine cantate van Bruhns ‘Ich liege und schlafe’ de musici en luisteraars enorme raakte.”

 

Cantor en cantorij
Ik vraag hem naar zijn motivatie.
“Een lastige vraag. Er zijn twee functies. De ene is cantor. Daarbij stel ik me ten dienste van wat
de kerkelijke gemeente aangeeft en waarin ik de taak heb daarin mede richting te bepalen. De
Cantorij van de Nieuwe Kerk heeft daarin natuurlijk een belangrijke rol door ondermeer het
instuderen van onbekend liedmateriaal en liturgische gezangen en ter stimulering van adequate
gemeentezang.

Voor de cantatediensten spelen andere zaken. Daar hebben we te maken met de complexiteit
qua programmering, organisatie en financiën. Voorop staat dat de bezoekers bij het beluisteren
van de werken een ervaring beleven en dat kan natuurlijk op veel manieren. Wát men ervaart,
daar kan ik alleen naar gissen. Er is duidelijk behoefte aan deze vorm van kerkdiensten te meten
aan de enorme belangstelling.”

Maar die enorme belangstelling betreft toch vooral de muziek. Zijn het nou kerkgangers of
concertgangers die daar zitten?

“Het is een dienst. Er wordt kort gepreekt en de muziek spreekt! Alles is in een liturgisch kader
geplaatst: passend orgelspel bij het kerkelijk jaar of passend bij het karakter van de uit te voeren
werken, lied, lezing, korte preek, cantate, of andere kerkmuziek passend bij het kerkelijk jaar,
gebed, slotlied (vaak een avondlied) en zegen. Eigenlijk heel traditioneel. Dus een cantatedienst
lijkt me zeker geen concert, maar we proberen natuurlijk wel de muziek op hoog niveau uit te
voeren, als ware het een concert. Voor mij moet het uitvoeringsniveau even hoog zijn als in de
concertzaal.”

Muzikanten
Hulzebos studeerde orgel en klavecimbel aan het Conservatorium in Groningen. Hij behaalde
voor beide instrumenten wat tegenwoordig de Mastergraad heet. “Vervolgens heb ik me
ontwikkeld op het terrein van de koordirectie, privélessen genomen, de bekende Kurt
Thomascursus en een opleiding tot docent koorscholing. Dit kwam goed van pas in mijn praktijk
als cantor van de Nieuwe Kerk cantorij.”
Na een aantal jaren cantatediensten leek orkestdirectie een welkome aanvulling. “Ik besloot me
aan te melden voor de studie orkestdirectie in Zwolle, bij Tilo Lehmann, een fantastische en
inspirerende docent. Bij hem behaalde ik de Mastergraad.”
Terug naar de cantatediensten.
Hoe krijg je dat constante hoge niveau steeds weer voor elkaar? Al die geweldige muzikanten in
het orkest, en de solisten? Wat kost dat wel niet?
“Wat betreft de begroting van de cantatediensten, dat is natuurlijk problematisch. De kosten
worden vooral gedekt door de collecte opbrengst en bij grote projecten ontvangen we incidenteel
steun van enkele fondsen. Zo houden we het financiële tekort beperkt. Het betekent wel dat we bij
het samenstellen van het jaarprogramma rekening moeten houden met veel aspecten zoals
passende kerkmuziek voor het kerkelijk jaar, haalbaarheid voor de koorzangers, en spreiding
van projecten met grotere financiële risico’s.
De musici spelen en zingen voor een minimale vergoeding. Anders was het echt onmogelijk om
dit alles te realiseren.”
Hoe doe je dat dan? Waar haal je ze vandaan?
“Ik heb een enorm netwerk aan musici opgebouwd en men speelt graag topmuziek voor
gegarandeerd veel ‘publiek’, in een mooie ambiance. En onder mijn leiding spelen ze graag!
Waarom zou, ik noem maar een voorbeeld, een violist uit den Haag er vijf/zes uur treinreizen,
repeteren en uitvoeren voor over hebben om naar de Nieuwe Kerk te komen? Ik denk vanwege
de passie en niet uit financieel gewin. En die musici zijn van hoog niveau. Er zijn er die in het
orkest van de Nederlandse Bachvereniging spelen, in Concerto Amsterdam, the Northern
Consort, en het Orkest van de 18de Eeuw, zeg maar de top… “

 

6 april
En die top zit klaar als om klokslag vijf uur de dienst begint. Met orgelspel vóór de dienst, door
Stef Tuinstra, ook niet zomaar een organist. Hij speelt, op het deels in plastic ingepakte orgel,
van Bach, ‘Heut triumphiret Gottes Sohn’. Dat orgel gaat gerestaureerd worden en zal straks
zeker anderhalf jaar niet klinken…
Na het openingslied (uit Tussentijds) zingen we ook nog uit Psalm 23 en Gezang 75, alle
ingeleid met van die typische Stef Tuinstra voorspelen.
Voorganger ds. Gonny de Boer neemt ons in haar overweging (naar aanleiding van Johannes
10:11-16) mee naar de Goede Herder, gezien door de ogen van een vrolijk schaap, in een
hertaling van Psalm 23 door Karel Eijkman. En ze heeft het over herders die vooral zichzelf
weiden: managers met hun gouden handdrukken, politici met hun opiniepeilingen, en Nederland
met zijn bureaucratie. Je schapen goed weiden wil ook zeggen: behoedzaam omgaan met je
medemens.
Dan is het tijd voor de cantate. Gedreven stuurt Hulzebos zijn ensemble door de prachtige
muziek van Bach. Ik denk aan zijn opmerking eerder deze week “Niet alleen Bach…”, maar vind
het toch helemaal niet erg dat er deze keer wel Johann Sebastian klinkt. Koor, orkest en solisten
(Han Warmelink, tenor, en Bert van de Wetering, bas) musiceren allemaal heel verzorgd. In de
voortreffelijke toelichting in het liturgieboekje worden we gewezen op opvallende details in de
muziek. De aanwezigen luisteren ademloos.

Het was mooi om er te zijn, en om als een soort streekgemeente, van Stad en Ommeland, deze
dienst te vieren.
Het uitleidende orgelspel, alweer Bach, nu ‘Christ lag in Todesbanden’, nemen we zittend tot ons.
Niemand heeft haast de kerk te verlaten.
Dat doen we daarna pas. Onder de indruk. En in stilte, hoewel één kerkganger heel even een
applaus probeert… 

Kees Steketee

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN