artikelen
Boekbespreking:
(10 mei 2008)
Arnold Enklaar,
Nederland,
tussen nut en naastenliefde
(Op zoek naar onze cultuur),
Uitgeverij Scriptum, 2007, 332 blz.
“Pas als we onze eigen cultuur begrijpen, kunnen we
andere culturen
begrijpen…”
Het is de slotzin uit het boek “Nederland, tussen nut en
naastenliefde” van
Arnold Enklaar.
Ik zag het liggen en werd gegrepen door een tabelletje over het verschil in
de
manier van opvoeden in heden en verleden. Het ging over zaken die
kinderen in
1965 allemaal niet mochten en in 1980 bijvoorbeeld wel. Het
ging over je
ouders tutoyeren, (in 1965 is daar 52,3 % op tegen, en in 1980
nog maar 16,6
%,) en ik zag een overzichtje van antwoorden op de vraag of
18-jarigen alles
mogen lezen. In 1965 antwoordde 48,4 % positief, in 1980
was dat al 86,8 %.
Ik veronderstelde dat we in 2008 blij zijn als 18-jarigen überhaupt wíllen
lezen…
Nieuwsgierig ben ik
gaan lezen en het tabelletje bleek een klein onderdeel van een gedegen
zoektocht naar onze cultuur en de verschillen met ons omringende landen.
We zijn zo gevormd door onze cultuur dat we ons soms nauwelijks kunnen
voorstellen dat voor
andere mensen andere waarden gelden dan voor onszelf. Enklaar geeft een overzicht van de
christelijke waarden die in heel Europa
gelden (zonder dat je daarvoor christen hoeft te zijn, het
gaat er om wat er
uit het verleden in ons denksysteem zit verankerd). Het zijn ‘heil’ (goede
keuzes
maken voor een gelukkige toekomst), ‘schuld’ (verantwoordelijkheid voor
je eigen daden),
‘naastenliefde’ en ‘waarheid’ (ook al is dat soms pijnlijk:
eerlijk zijn.)
Daarnaast de Weberiaanse waarden (naar Max Weber, 1864-1920), te weten
‘arbeid’, ‘orde en
netheid’, ‘nut’, ‘betrouwbaarheid’ en ‘matigheid’.
De christelijke en Weberiaanse waarden gelden in doorsnee voor de westerse
mens.
Nederland
Waarden die met name in
Nederland worden gehuldigd zijn ‘overeenstemming’, ‘gelijkheid’ en
‘zelfbeschikking’. Enklaar bespreekt uitgebreid en boeiend de
ontstaansgeschiedenis daarvan.
Interessant is het om te constateren dat die waarden nogal eens botsen. De
neiging om steeds
consensus te bereiken staat soms haaks op de wens dat
‘iedereen zelf weten moet weten wat hij
doet, zolang ik er maar geen last van
heb’ (‘zelfbeschikking’).
We willen graag onze meningsverschillen op een vredelievende manier oplossen.
Geen agressie,
geen geweld, veel overleggen, de boel bij elkaar houden, een
goede sfeer bewaren.
Daarbij zijn we allemaal gelijk, we houden niet van mensen die boven het
maaiveld uitsteken, en
als ze dat wel doen willen we dat graag tenietdoen.
Tenzij diegene ondanks zijn uitzonderlijke
prestatie of carrière ‘zo gewoon is
gebleven’. We houden niet van grote inkomensverschillen en
iedereen moet
worden toegelaten tot de studie die hij wil volgen, of hij nou zijn VWO-diploma
gehaald heeft met allemaal zesjes of met allemaal negens.
En natuurlijk (ik zeg natuurlijk, want deze waarden zitten ook in mijn eigen
genen!) willen we zelf
weten hoe we ons leven inrichten. We maken onze eigen
keuzes, hebben onze eigen mening en
vinden dat we die ook moeten kunnen
ventileren waar en wanneer we willen. Niemand moet denken
dat hij de baas kan
spelen over anderen.
Omdat we die zelfbeschikking hoog in het vaandel hebben staan zijn we
tolerant: een ander heeft
ook recht op zijn eigen zelfbeschikking. Maar dat
woord ‘tolerant’ is niet gebaseerd op respect of
begrip maar veeleer op een
soort van ongeïnteresseerdheid.
De
grote ontvoogding
Iedereen die al wat langer
meeloopt weet dat er in de zestiger jaren heel wat is veranderd. Naast
ontzuiling en emancipatie kwam er een grotere nadruk op zelfbeschikking te
liggen. Een reactie op
de vijftiger jaren, die vandaag de dag graag worden
omschreven als een truttige tijd met
spruitjeslucht en veel sociale controle.
Echter gaf die grote ontvoogding, zoals Enklaar het noemt, niet een
verandering van waarden te
zien, maar een verschuiving van de normen.
De zelfbeschikking van de groep (Kuyper met zijn soevereiniteit in eigen
kring) verschoof naar de
zelfbeschikking van het individu.
Men kan zich afvragen of er in een geseculariseerde samenleving nog wel een
basis is voor een
moraal. We hebben het over een vervaging van de normen. Enklaar concludeert dat die wordt
veroorzaakt door de steeds sterker wordende
waarde van de ‘zelfbeschikking’ Hij noemt als
voorbeeld het luidruchtig
telefoneren in de trein of met een I-pod je medereizigers eindeloos
irriteren.
Dankzij de waarde ‘overeenstemming’ laten we het vaak maar zo en zoeken we
niet de
confrontatie.
Dat we zijn doorgeslagen in onze omarming van de zelfbeschikking blijkt uit
het studiehuis:
leerlingen mogen zelf bepalen wat ze willen leren, en wanneer,
en de docent is verworden tot een
soort procesbegeleider. Toppunt zijn in dit
verband de iederwijs-scholen. Overigens is hier en daar
op scholen dat
studiehuis weer afgeschaft en vervangen door gewone, ouderwetse, klassikale
lessen…
Verschillen
Wanneer we bepaalde
bevolkingsgroepen vergelijken blijkt dat (bijvoorbeeld) het waardepatroon in
Nederland boven de grote rivieren verschilt van dat daaronder. Ook is er een
verschil tussen de
gebieden aan zee en de streken meer landinwaarts. Het zal
geen verbazing wekken dat ook de
cultuur van Belgen, Fransen en Duitsers
verschilt van de Nederlandse. En naarmate we verder van
huis gaan worden de
verschillen groter. In de Arabisch-Mediterrane cultuur van Turken en
Marokkanen gelden andere waarden dan in de Nederlandse.
Die verschillen kunnen leiden tot botsingen en conflicten. Daardoor worden
Nederlanders zich
bewust van hun eigen cultuur.
Aanpassing aan de Nederlandse cultuur is voor immigranten onvermijdelijk.
Daarbij is aanpassen
iets anders dan assimileren. Enklaar verstaat onder
aanpassen “een zodanige behendigheid in het
toepassen van Nederlandse waarden
dat men zonder problemen tussen en met Nederlanders kan
functioneren.”
Hij bestrijdt de mening als zouden cultuurverschillen niet meer dan
meningsverschillen tussen
Nederlanders onderling zijn. En ook een wat
tolerantere opstelling is niet genoeg: Nederlanders
vermijden graag de
confrontatie, maar dat geldt niet voor de meeste andere culturen.
Tenslotte vindt hij niet dat de mening dat immigranten zich zouden moeten
aanpassen een
waardeoordeel inhoudt als zou de Nederlandse cultuur superieur
zijn. Wel vindt hij het meer voor
de hand liggen dat 1 miljoen nieuwkomers
zich aanpassen aan de waarden van 15 miljoen
Nederlanders dan andersom.
Balkenende riep op
tot een maatschappelijk debat over waarden en normen. Hij had, volgens
Enklaar,
gelijk.
En op zijn beurt heeft Enklaar dat, volgens mij, ook.
Kees Steketee