artikelen
Maaiveld
(19 april 2008)
“Doe maar gewoon, dan doe
je gek
genoeg.”
Het schijnt voor de grote
meerderheid van de Nederlanders
zo’n beetje het
levensmotto te zijn.
“Zodra je je kop boven het
maaiveld uitsteekt wordt die er
afgemaaid.” Het
klinkt ook vaak
tamelijk verongelijkt.
Je mag vooral niet opvallen, vooral
niet ergens bovenuit steken.
“Het talent onderkent
het genie, de middelmaat
kent niet hoger dan zichzelf.” Een zin die ik
eens
hoorde en nooit meer vergeten ben.
Hij is namelijk zo ontzettend wáár!
In mijn praktijk als (orgel)leraar maak ik het
vaak mee: de ene leerling
hongert naar informatie, naar muziek, en naar datgene wat de leraar hem
daarover weet te vertellen, de andere is alleen maar bezig om vooral te laten
horen hoe geweldig hij
is.
De hongerende leerling (zeg maar Jan) die zich graag laat informeren blijkt na
verloop van tijd
vooruit te gaan, de jongen die vooral zichzelf wil laten
horen (Piet) blijft jaren op hetzelfde niveau
steken.
Jan is ook niet iemand die de neiging heeft om de koppen die boven het
maaiveld uitsteken te
verwijderen. Die ziet dat zo’n kop daar soms heel
terecht boven uitsteekt. Dat zo’n persoon iets te
melden heeft, iets
presteert.
Piet is alleen maar jaloers op die opvallende figuur.
Cultuur
Die angst voor het fenomeen maaiveld
wordt veroorzaakt door onze cultuur, de waarden waar we als
Nederlanders met
zijn allen onze normen op baseren. Ik las een boek van Arnold Enklaar
(“Nederland tussen nut en naastenliefde”, binnenkort verschijnt een bespreking
daarvan in de
Protestantse Kerkbode) waarin hij uitlegt hoe het allemaal zo
gekomen is. Typisch Nederlandse
waarden zijn ‘overeenstemming’, ‘gelijkheid’
en ‘zelfbeschikking’. Anders gezegd: we zijn het graag
met elkaar eens,
niemand is méér dan een ander en we bepalen zelf wel hoe we ons leven
inrichten. Het zal duidelijk zijn dat die waarden nogal eens botsen: steeds
zoeken naar consensus
conflicteert met onze zelfbeschikking en ook gelijkheid
valt daar niet altijd mee te rijmen.
Die wens naar
gelijkheid is ook het probleem met die figuur die boven dat maaiveld
uitsteekt. Die is
immers niet gelijk aan de anderen, aan ons.
Van een bepaald soort mensen accepteren we overigens wel dat ze opvallen: de
Bekende
Nederlanders. Je hoeft niks te kunnen, niks gepresteerd te hebben, een
bekende Nederlander is
iemand die iedereen kent, en dat is alles. Dat kennen
betreft dan doorgaans een bekend zijn
wegens het verschijnen op de televisie.
De mening van dergelijke figuren doet er kennelijk toe. Een
spelletje
presenteren, interviews houden (inderdaad, dat is natuurlijk allemaal wél
vakwerk), maar
ook lieden die zich dag en nacht in een Gouden Kooi ophouden,
of alleen maar asociaal zijn. En
van die BN-ers moeten we blijkbaar alles
weten, via programma’s door BN-ers over BN-ers. Van het
ontbijt dat ze
nuttigen tot het ondergoed dat ze dragen, en dat laatste schijnt dan ook nog
weer
commercieel interessant te zijn want we lopen graag in dezelfde hansopjes
als die BN-ers.
En natuurlijk is het zo dat onze BN-ers vooral worden gewaardeerd omdat ze zo
gewoon zijn
gebleven. Ze laten zich niet voorstaan op hun veronderstelde
grootheid!
Oppervlakkig
Eigenlijk is dat
verontrustend: enerzijds willen we graag een sterke leider, een krachtige
minister-
president, anderzijds moet hij vooral geen dingen zeggen die we
liever niet horen.
Maar mensen die niks presteren, die hun hele riante bestaan danken aan hun
televisieverschijning
die gebaseerd is op hun leuke, of juist niet leuke koppie, koesteren we als onze helden.
Maar omdat we niet burgerlijk gevonden willen worden zullen we dat nooit
toegeven. We smullen
van de Privé, de Story en de Weekend, maar roepen wel
direct dat we ze “toevallig bij de tandarts”
hebben gezien. Shownieuws is
populair, RTL-Boulevard idem dito.
Die hang naar
gelijkheid heeft ook als gevolg een grote oppervlakkigheid. Een columniste
(Désanne
van Brederode), christen, filosofe, werd bij een vrouwenblad gewipt omdat ze
te
ingewikkelde columns schreef, terwijl dat blad zichzelf ziet als een modern
blad voor de moderne
vrouw, niet zo truttig als Margriet en Libelle, niet zo
extreem als de Viva.
Ik hoor haar graag als ze haar mening ventileert in Buitenhof. En inderdaad,
het is niet allemaal
eenvoudig wat ze zegt, je moet er wel bij nadenken, ze
produceert geen dijenkletsers en heeft geen
last van scoringsdrift.
Maar is het zo erg, ik heb het er vaker over, om je in te spannen? Om iets te
proberen te begrijpen
dat je nog niet snapt?
Eén van de christelijke waarden (die Enklaar in zijn boek beschrijft) is de
waarde ‘heil’, zoeken naar
het goede. En dat niet alleen voor het hiernamaals,
maar ook voor het hier en nu: woekeren met je
talenten, streven naar het
beste. Met zesjes kom je er ook, maar wat is er op tegen om je best te
doen en
voor achten en negens te gaan?
Helaas helpt het niet bij de studiekeuze want dankzij onze ‘gelijkheid’ word
je met je negens net zo
gemakkelijk uitgeloot als je met je zesjes wordt
ingeloot…
Jan en Piet
Terug naar Jan en Piet. Jan
weet dat er meer is dan hij weet. Dat is vaak ook wat frustrerend. Hoe
meer je
weet, hoe meer je er ook achter komt dat je ook veel niet weet. Daar wil je
dan meer van te
weten komen. Daar span je je dan voor in. En voor je het weet
word je een uitslovertje genoemd,
misschien steek je wel wat boven het
maaiveld uit.
Piet leunt achterover in een soort status quo. Leven en laten leven, genieten,
en vooral niet moeilijk
doen.
Geef mij Jan maar.
Kees Steketee