artikelen
Hongerend naar Bach
(22 maart 2008)
Het
is zaterdag 8 maart, midden
in de lijdenstijd, de veertig dagentijd
zo u wilt,
of misschien wel de vastentijd.
Bij de ingang van de Petrus en
Pauluskerk in
Loppersum drommen
hongerende mensen samen, hongerend
naar Bach,
naar Bach en
nog eens Bach.
Die mensen genieten van de lijdenstijd.
De tijd dat de Matthäus Passion in de
CD-speler kan worden geparkeerd, en
als het enigszins kan natuurlijk ook live
kan worden
meegemaakt, of zelfs
meegezongen. Ze zijn naar Loppersum
gekomen
voor de Bachdag die
aldaar werd georganiseerd door
de Stichting Collegium Musicum.
(Jelke Hamersma (links) en Jan Luth
Deze stichting stelt
zich ten doel “de kerkmuziek in al zijn facetten te belichten, in beeld te
zetten en
zo dichter bij de beoefenaar en de luisteraar te brengen.”
En die beoefenaars en luisteraars waren met zovelen dat er nauwelijks genoeg
boekjes met
notenvoorbeelden en andere toelichtingen waren. Samen kijken,
samen lezen, en samen zingen,
daar kwam het op neer.
Jelke Hamersma, de muzikaal leider, gaf het startsein. Op de (digitale) piano
speelde hij, met
orgelsound, B A C H, oftewel, zoals hij zelf zei “The sound
of Music”. Iedereen nam zijn plaats in.
Vervolgens heette hij de aanwezigen welkom en vertelde wat de bedoeling was.
Verdiepen in Bach,
in zijn Matthäus, in zijn Johannes, de teksten en de noten.
Natuurlijk veel te veel voor één dag.
Dat vond ook Jan Luth, theoloog, musicoloog, organist en vooral Bachkenner.
Hij leidde ons in in
de retorica. Muziek is een verhaal vertellen, en de
retorica is de techniek om dat verhaal zodanig te
vertellen dat het ook
aankomt. En hij voerde ons langs retorische figuren, stijgende toonladders,
dalende toonladders, draaiende figuren, onverwachte dissonanten, of juist
consonanten, en alles
geïllustreerd met voorbeelden uit hetzij de Matthäus,
hetzij de Johannes.
Muziek en theologie
En we hoorden dat voor
Luther de muziek op gelijke hoogte stond als de theologie. Reden ook
waarom
zonder Luther Bach er niet zou zijn geweest; nou ja, hij zou dan niet de Bach
zijn geweest
die hij nu wel is geworden.
En het ging over de Nederlandse herdichting van Jan Rot, en over de vraag of
je als niet-christen
misschien wel van de Matthäus zou moeten afblijven. Dat
ging Luth wat ver, “maar het feit dat Bach
onder zijn eigen partituur steeds
de letters S.D.G. schreef, Soli Deo Gloria, kunnen we noch
ontkennen, nog
negeren.”
Aan de andere kant zijn de teksten voor hedendaagse christenen ook nauwelijks
te begrijpen.
Luth sprak over verschillende uitvoeringen, over de politieke versie in
Naarden, waar het kabinet
jaarlijks zijn verplichte opwachting maakt.
Hij wees op de situatie in Leipzig. Hoe dáár de Matthäus werd uitgevoerd, met
tussen de twee delen
niet een pauze met koffie en broodjes, maar een preek! En
natuurlijk op de Goede Vrijdag, en niet
op een dag die iedereen toevallig het
beste uitkomt. In Bachs tijd werd op de Goede Vrijdag een
morgendienst
gehouden (van zeven tot elf), vervolgens om kwart voor twaalf nog een dienst
van
anderhalf uur, en dan ’s middags om twee uur de vesper met de Matthäus, en
die duurde tot een
uur of vijf. Tijdens de diensten waren de stadspoorten
gesloten, niemand kon er in of er uit.
Gedurende de voorafgaande lijdenstijd
was musiceren verboden, er werden geen huwelijken
gesloten, en geen feesten
gegeven.
Leipzig overigens was in die tijd een stad met 30.000 inwoners; het beschikte
over 200 hotels en 80
boekwinkels om maar eens iets te noemen…
Kritiek
Luth ging ook in op de
kritiek van de theoloog Karl Barth dat de opstanding niet in de Matthäus
voorkomt. Hij vond dat logisch voor een werk dat voor de Goede Vrijdag is
bedoeld, maar las
daarnaast in de tekst wél allerlei verwijzingen naar de
verzoening.
Die tekst noemde hij trouwens ook het probleem van de Matthäus voor de
twintigste eeuwse mens:
“De muziek is niet los verkrijgbaar. Hij is geschreven
op de tekst.”
En daarvan gaf hij verschillende voorbeelden, hoe Bach in de toonzetting liet
horen wat Matthäus
bedoelde, of in ieder geval wat Bach dacht dat Matthäus
bedoelde.
Veel van wat hij vertelde was voor doorgewinterde Bachfanaten misschien
bekend, maar daarnaast
waren er heel wat zaken die verbazing en bewondering
opriepen.
En natuurlijk ging het over getallen. Over 11 maal “Herr, bin ich’s?” als
Jezus zegt dat één van de
twaalf hem zal verrraden. Ja, die twaalfde houdt
zijn mond natuurlijk!
De evangelietekst is verdeeld over 27 stukken, dat is 3 x 3 x 3. En die 27
stukken bestaan in totaal
uit 729 maten, oftewel 27 x 27.
Dat is geen toeval.
Stemmen
De evangelistenrol in de
Matthäus wordt gezongen door de tenor.
De alt zingt over medelijden, over Ach en wee, (Buß und Reu, Erbame Dich) en
in de sopraanaria’s
gaat het over vertrouwen, liefde en dankzegging.
De Jezuspartij wordt, en dat is al een oudere traditie, gezongen door de bas.
De aria’s die verder
door een bas worden gezongen zijn de teksten van de
gelovige die doet wat Jezus zegt. Mooi dat uw
scribent een bas is!
’s Middags werden alle (bijna 75!)stemmen gemengd in een letterlijk gemengd
koor: als bas zong
je met aan de ene kant een sopraan, aan de andere een alt
en achter je zat een tenor zijn best te
doen.
“Ja, want dan hoor je pas echt goed wat de andere stemmen doen,” vond Jelke
die ons door de
noten heen loodste. Intussen kwam er nog allerlei
wetenswaardigs langs, en niet zomaar
wetenswaardig, soms zelfs noodzakelijk om
te weten om de muziek ook zo te kunnen uitvoeren
zoals hij is bedoeld. Hoewel
dat ook weer arbitrair is: elke uitvoering is het resultaat van een
interpretatie van het materiaal door een muzikaal leider. En met dezelfde
wetenschap kun je toch
nog heel verschillende uitvoeringen krijgen. Dat maakt
het ook zo ongelooflijk boeiend om met de
materie bezig te zijn.
En de retorica waar Jan Luth ’s morgens mee begon is niet alleen het
gereedschap van de
componist, “de uitvoerenden hebben dat gereedschap ook
nodig om in ieder geval een integere
uitvoering te kunnen geven.”
Pauze
Tussendoor hadden we
koffiepauzes gehad en ook voor de lunch had de voortreffelijke organisatie
gezorgd: Tussen de middag wandelde er een Bachcolonne naar hotel Spoorzicht
waar soep en
broodjes werden geserveerd, en de liefhebbers aan tafel
ervaringen uitwisselden. Naast mij zat
iemand die in geen vijfendertig jaar
gezongen had, maar er nu weer heel veel zin in kreeg. Andere
mensen aan tafel
verbaasden zich toen ik vertelde dat ik er was om een verslag te schrijven
voor de
Protestantse Kerkbode.
“Leeft dat dan nog hier in Noord Groningen?” was de mij wat droef stemmende
vraag.
“We doen de stadspoorten niet meer dicht als we naar de kerk gaan, maar we
gaan nog wel, al gaan
we niet met zijn allen.”
“En die kerkbode wordt wekelijks veel gelezen!” meldde ik trots.
Eigenlijk lag het probleem hier op tafel dat Jan Luth had aangeroerd: hoe
beleef je de Matthäus als
je niet zo veel, of misschien wel helemaal niets met
het geloof hebt?
Valt er dan überhaupt wat te genieten?
De meningen daarover zijn en blijven verdeeld.
De meningen over de dag waren volgens mij unaniem: dat was een genieten van de
bovenste plank.
Ik kon helaas niet tot het einde blijven. Het laatste dat ik meezong was het
koraal “Befiehl du deine
Wege.” Jan Luth vertelde dat het zo saillant was dat
de harmonieën aan het slot zo harmonieus
waren, eigenlijk anders dan je zou
verwachten. “Da dein Fuß gehen kann” zingen we dan. “Als je in
de voetsporen
van Jezus probeert te treden komt het wel goed. Dan hoeft er geen dissonant te
klinken.”
Mooi gezegd.
Kees Steketee