artikelen
> STARTPAGINA
> ARTIKELEN
Boekbespreking:
(12 mei 2007)
Sytze
Faber,
De wet van de
koestal
Gereformeerden in
Den Haag
Balans,
Amsterdam, 2007; 173 blz.
Ik
kende hem niet, die wet van de koestal. In zijn
boek met die toch wat
bijzondere titel legt Syzte
Faber uit wat er mee wordt bedoeld: In de
koestal
staat de grootste dief van je ruif naast
je. Een partij heeft, met andere
woorden, minder
te duchten van haar tegenpolen dan van de
partijen waaraan ze
nauw verwant is. Zo is
stemmen op de SP een alternatief voor PvdA-
ers, en
vormt de CU een mooie andere
mogelijkheid voor CDA-stemmers.
Over de ChristenUnie
gaat het vooral in het boek. Over de weg naar de verkiezingen en vervolgens de
deelname aan de formatie van het vierde kabinet Balkenende.
Sytze Faber is zelf kamerlid geweest voor de ARP. In 1977, toen het kabinet
Van Agt/Wiegel tot stand
kwam nadat het tweede kabinet Den Uyl er toch niet
bleek te komen, was Faber één van de zes
loyalisten in het toen nog in opbouw
verkerende CDA. De zes zouden het kabinet niet
onvoorwaardelijk steunen maar
ook zeker niet zonder meer bestrijden. Een andere term voor die
loyalisten was
trouwens dissidenten. Daarmee wordt mijns inziens aangegeven dat verschillende
vlaggen dezelfde lading wel kunnen dekken, maar dat die verschillende vlaggen
er toch ook duidelijk
ieder hun eigen kleur aan geven. Iemand die loyaal is,
is toch iemand anders dan iemand die
dissident is.
Objectief
Toen ik van het verschijnen van
het boek hoorde bestelde ik het direct. Het leek me interessant te
lezen hoe
het allemaal verlopen was binnen de ChristenUnie.
Ik verwachtte een objectief verhaal.
Aan de ene kant is het dat ook. Faber vertelt uitgebreid over de geschiedenis
van de Nederlandse
politiek en de rol van de ARP daarin. Gereformeerden (want
dat waren de ARP-ers voornamelijk)
zaten verhoudingsgewijs met velen en vaak
in regeringen. Organiseren en regelen zit hen in het bloed.
En ook ex-gereformeerden dragen die eigenschappen hun hele leven met zich mee.
Aan de andere kant proeft men tussen de regels door enige vorm van rancune
richting CDA.
Op bladzijde 50 wordt Andries Knevel, omdat hij in zijn Elfde Uur Rouvoet wel
vragen stelt maar niet
naar de antwoorden luistert een “stille vennoot van Balkenende” genoemd. Volgens mij is het stellen
van vragen en vervolgens niet
naar de antwoorden luisteren het handelsmerk van mensen als Knevel.
Maar
misschien (nee, dat is wel zeker!) ben ik als lezer ook wel niet helemaal
objectief...
Geschiedenis
Interessant is het verhaal over de
geschiedenis van de partij en de overeenkomsten, maar met name
de verschillen,
tussen ChristenUnie en SGP. Het is al lang niet meer zo dat beide partijen op
één
hoop kunnen worden geveegd, zoals, nog niet eens zo lang geleden gebeurde:
Klein rechts was de,
voor de ChristenUnie zeker niet flatteuze, benaming.
Eventuele deelname aan een regering werd wat
smalend de Staphorster variant
genoemd.
In 2003 staat nog in het verkiezingsprogramma van de CU ‘dat de overheid door
God is aangesteld in
Zijn dienst, en dat zij Hem daarom publiek moet eren en
het beleid moet afstemmen op Bijbelse
waarden’. (blz. 43) In 2006 vinden we
die (enigszins theocratische) passage niet terug. Faber
concludeert dat de CU
een ‘gewone politieke partij’ werd. “Ze was nuchterder geworden.”
Formatie
Boeiend ook zijn de hoofdstukken
over de formatie. Faber mocht bij fractievergaderingen aanwezig
zijn en ook
bij bijeenkomsten van het formatieteam van de ChristenUnie. Hij zag en las
daar stukken
die door de formateur nadrukkelijk alleen bestemd waren voor de
fractieleden.
Je kunt je afvragen of het handig is dat via een boek te laten weten.
Inhoudelijk wordt niet heel veel opzienbarends over de formatie verteld. Dat
ministersposten invullen
een haast ordinair met poppetjes schuiven is, zal
politiek geïnteresseerde lezers nauwelijks verbazen.
De al eerder genoemde formatie 1977 liep ook vooral vast omdat de ene partij
(PvdA) blokkades
opwierp voor bepaalde personen uit een andere partij (CDA).
Dat was nu niet het geval, maar het komt toch wat knullig over als je leest
hoe haast letterlijk het
probleem “Wat doen we met Tineke Huizinga?” op tafel
komt.
Conclusie
Faber heeft zeker een
lezenswaardig boek afgeleverd. Opzienbarend is het wat mij betreft niet, en,
zoals gezegd, zit mijns inziens het eigen verleden van de schrijver hem soms wat
in de weg. Dat proeft
de lezer ook weer als het over de onderhandelingen aan
de formatietafel gaat: het CDA is
voortdurend de gebeten hond…
Hetgeen niet wegneemt dat ik er een genoeglijk aantal uurtjes aan heb beleefd.