artikelen
> STARTPAGINA
> ARTIKELEN
Al 500 jaar een kerk in Beerta (30 september 2006)
Het heeft iets dubbels. Een feest ter gelegenheid van het
vijfhonderdjarig
bestaan van een kerkgebouw. En zeker
als dat kerkgebouw niet meer als zodanig
functioneert.
Wat valt er dan nog te vieren, zou je je kunnen afvragen.
In Beerta vroegen ze zich dat niet af, leek het. De kerk
bestaat 500 jaar en
dus is het feest. Voor de
gelegenheid werd er een interkerkelijke viering
georganiseerd op 9 september, en dat was een zaterdag: iedere aanwezige
had in
ieder geval ook de gelegenheid de reguliere dienst in zijn eigen kerk
op de
zondagmorgen bij te wonen.
Het was direct raak.
Stevig orgelspel voor de dienst en bij het eerste lied, Grote God wij loven u,
door
organist Geert Harkel. In het tweede couplet ging hij enthousiast ook nog
een toon omhoog. De vele
aanwezigen – de kerk zat vol – zongen dapper mee.
Op de liturgie stond ook de naam van organist Dennis Wubs vermeld: die zou aan
het slot van de
dienst, in korte broek, de klavieren bedienen.
Tussendoor werd er veel gezongen door de gemeente en door de twee koren: het
St. Vitus
Mannenkoor uit Winschoten en de CantoRei uit Reiderland, beide onder
leiding van de heer Dick
Jansen.
Heerlijk om Gregoriaans te horen. Dat maken we niet vaak meer mee als
protestanten!
Geschiedenis
En gemeenteleden vertelden over de
geschiedenis van de kerk. Hoe in 1506 de eerste steen was
gelegd nadat er
ergens een klooster was gesloopt en de Oost-Groningers, dankbaar dat ze waren
dat
ze enige hevige watersnoden hadden overleefd, besloten een kerk te bouwen.
Weemoedig verhaalde een mevrouw dat dat toen de enige kerk was, nog voor de
reformatie, de
afscheiding en wat er allemaal nog meer aan scheuringen in de
geschiedenis langs was gekomen.
Het was toen de algemene, de katholieke kerk.
Aan de hand van de plaatsen in de kerk (het schip, het doopvont, de kansel en
de tafel) werden de ad
hoc kerkgangers rondgeleid.
Het schip was de plek waar de blik naar boven wordt gericht, naar de gewelven,
naar de hemel. In
1783 was het oorspronkelijke gewelf trouwens, nota bene
tijdens een kerkdienst, ingestort. Het werd
vervangen door een houten
zoldering.
Bij het doopvont werd gemijmerd over de betekenis van water en de doop: een
kind werd eerst
gedoopt, en mocht vervolgens de kerk in. Daarom stond het
doopbekken aanvankelijk achter in de
kerk. Na de reformatie moest dat trouwens
een stuk kleiner worden gemaakt, want het mocht niet te
veel afleiden van het
Woord.
Ds. Jöhlinger besprak de betekenis van de kansel, het centrum van de
protestantse kerkruimte. Het is
ook niet voor niets dat op de kansel de
geopende Bijbel ligt: de predikant legt zijn preek daar weer
bovenop en zo is
die preek letterlijk gefundeerd op het gezag van de Bijbel.
Ook de tafel kwam aan de orde, eerst als altaar, later als altaartafel, waar
de eucharistie (het offer)
werd gevierd. En hij doet nog dienst als
offertafel: na de collecte worden de gaven op de tafel
verzameld.
Preek
De overdenking was kort. Ds.
Jöhlinger volstond met twee opmerkingen. Hij noemde de gemeente
“een levend
gebouw, dat zonder Christus als fundament niet kan bestaan. Alle kerken hebben
hetzelfde fundament en zijn daarom vanavond samen.”
Maar ook noemde hij de mogelijkheden die kennelijk ontstonden in de
geschiedenis om op hetzelfde
fundament toch verschillende kerken te bouwen.
Hij pleitte niet voor eenheid ten koste van alles, maar
noemde het wel jammer
dat sommige bouwmeesters bij voorbaat alvast hun gelijk claimden.
Na de overdenking werd een gedicht gelezen van Nel Benschop. De titel was
“Kerkconcert”. In het
gedicht kwam de regel voor “Het orgel speelt”, en dat
deed het ook, al kan een orgel op zichzelf
weinig uitrichten. In een andere
regel werd gezegd dat het leek “alsof er een engel speelt.” Dat was
nou ook
weer wat overdreven!
Natuurlijk was er ook
een collecte, voor de onkosten en het onderhoud van de dienst, en ook de
koffie
moest er van betaald worden. Eén van de collectanten vergat haast de
zak op de altaartafel te
leggen…
De organist fantaseerde over Gezang 456, en na de zegen ging hij uit zijn dak
met feestelijke muziek
waarin ook ‘Lang zal ze leven’ en ‘In Holland staat een
huis’ een plaats vonden.
En er was koffie met koek. Ds. Jöhlinger legde me uit hoe het mogelijk was dat
er een kerk bestond
die niet meer als kerk functioneert maar er nog wel een
dominee op na houdt. Hij bleek de predikant
te zijn van de streekgemeente Reiderland, waaronder verschillende kerken in verschillende dorpen
vallen,
zoals Finsterwolde, Drieborg en Nieuweschans, maar Beerta dus niet meer. “De
gemeente
hier heeft het niet gered”, sprak hij spijtig.
De geluidsinstallatie werd dan ook direct na de dienst weer uit de kerk
verwijderd.
Die was niet meer nodig…