artikelen
> STARTPAGINA
> ARTIKELEN
( 30 september 2006)
“Stel je toch voor dat er een volk naar
Nederland kwam en de provincie
Groningen voor zich opeiste, met als
argument dat dat hun beloofde land was,
dat zouden wij toch ook niet pikken…?”
Het was in 1967. Ik
was 13 jaar.
Er was oorlog in Israël.
Op de een of andere manier was ik verbaasd. Niet dat er ergens op de wereld
oorlog was, maar wel
dat Israël nog echt bestond. De geschiedenislessen op
school gingen vooral over héél lang
geleden. Ik kon precies het verschil
uittekenen tussen Dorische en Ionische tempelzuilen en ik wist
ook nauwkeurig
hoe een gotische kerk met middenschip en zijbeuken in elkaar stak, maar van de
tweede wereldoorlog kende je alleen de heldenverhalen van het verzet, en van
de periode ná die
oorlog wisten we al helemaal niets.
Dat de staat Israël in 1948 was gesticht was voor mij, in 1967, nieuws.
Als Nederlander stond je natuurlijk achter Israël, en ik weet nog hoe trots ik
was dat het in zijn
eentje al die buurlanden wist te verslaan.
Net goed!
In die tijd had ik als hobby het tekenen van landkaarten op posterformaat.
Op een kaart in de atlas tekende ik (heel dun natuurlijk) ruitjes van een
centimeter en op een groot
vel papier ruitjes van tien centimeter. Zo
vergrootte ik Europa, Nederland, Zeeland, en nog veel
meer landen.
Mijn mooiste kaart was, natuurlijk, die van Israël…
Objectief
Maar een mens gaat op een
gegeven moment wel nadenken.
Klopt dit allemaal wel?
En nu de strijd tussen Israël en Hezbollah deze zomer zo ontzettend is
opgelaaid hoor je zelfs de
meest fervente Israël aanhangers zeggen dat het
geweld van de Israëli’s toch wel wat
‘buitenproportioneel’ was en is.
Maar ik lees ook dat, sinds Israël zich in 2000 terugtrok uit Zuid Libanon,
Hezbollah dagelijks
katoesja-raketten afschiet op Israël. Daar hoor je dan
weer niemand over spreken…
Tijd voor een
objectief onderzoek.
En dan stuit je op een probleem.
In de afgelopen tijd heb ik heel wat internetsites bezocht, heel wat
krantenartikelen gelezen en heel
wat geschiedenisboeken bekeken.
En werkelijk nergens kom je een echt objectief verhaal tegen van de
geschiedenis.
“Natuurlijk niet”, hoor ik al mompelen, “elk verhaal is gekleurd door de bril
van de verteller.”
Dat weet ik ook, maar in het geval van Israël is dat m.i. wel in extreme mate
het geval.
Het citaat waarmee ik begon is van een paar weken geleden. Het kwam van een
jongen die nu
ongeveer net zo oud is als ik in 1967 was. Hij had op school
geleerd dat in 1948 de Joden een stuk
land cadeau kregen in het Midden-Oosten,
hun beloofde land. Het lijkt me logisch dat, als de
geschiedenis zo wordt
gedoceerd, een dergelijk oordeel daarover impliciet wordt meegegeven…
Maar: of je nou
gelovig bent of niet, Christen, Jood of Moslim, vaststaat dat omstreeks 1000
voor
Christus David koning was van Israël, met als hoofdstad Jeruzalem.
(Ik schrijf ‘1000 voor Christus’. Objectiever zou zijn ‘1000 voor het begin
van de jaartelling’, zo zie je
maar…)
In 586 voor Christus wordt Jeruzalem door de Babyloniërs verwoest. In 70 (na
Christus) nog eens
door de Romeinen.
Vervolgens heersen, van 313-636, de Byzantijnen, van 636-1099 de Arabieren, en
tussen 1099 en
1291 de kruisvaarders. (Op school hoorden we daarover
enthousiaste verhalen, maar eigenlijk
zouden we ons moeten schamen.)
Later (1291-1516) de Mamelukken, en (1517-1917) de Ottomanen.
In 1917 veroverden de Britten het gebied.
In 1948 wordt de staat Israël geproclameerd, erkend door zowel de Verenigde
Staten als de Sowjet
Unie.
Volk van God
Wat mij op de lagere school
werd geleerd was dat Israël het volk van God was. Maar ook werd
verteld dat de
Joden Jezus Christus niet als hun Messias wensten te aanvaarden en hem
gekruisigd hebben. Zij waren daardoor niet meer ‘echt’ het volk van God.
Het woord ‘vervangingstheologie’ werd niet genoemd, maar het kwam er op neer
dat wij, als
gereformeerde mensen, onszelf en onze kerk als het nieuwe volk
van God mochten beschouwen.
Ik vond dat tamelijk eigenwijs en had zo mijn twijfels.
Israël bleef wel altijd een speciaal plekje in ons hart houden. De oliecrisis
in 1973 was daarvan een
rechtstreeks gevolg.
Er bestaat ook een club, ‘Christenen voor Israël’, die zich ten doel stelt
door dik en dun, zich
baserend op de Bijbelse boodschap, achter Israël te
blijven staan.
Maar op de website van bijvoorbeeld ‘Grenzeloos, een blad voor een groene,
democratische,
feministische en socialistische wereld’ wordt Ariel Sharon “één
van die talrijke oorlogsmisdadigers”
genoemd “die dood zal gaan zonder dat hij
uitgeleverd werd aan een internationaal gerechtshof.”
Hoe het nou eigenlijk
écht zit?
Het zal duidelijk zijn dat ik het gewoon niet weet.
In ieder geval is de wereld niet zwart-wit, heeft elk verhaal twee kanten, en
hebben, waar twee met
elkaar strijden, ook altijd twee de schuld.
Wat ik wel weet is dat de politiek van het Israël uit het jaar 2006 niet de
politiek kán zijn van een
volk van God.
Waarmee ik niet wil zeggen dat ik ook maar één goed woord over heb voor de
PLO, en organisaties
als Hamas en Hezbollah.
Ik was ontroerd toen in 1977 de Egyptische president Sadat het Israëlische
parlement, de Knesset,
toesprak.
Ook Camp David en later de Oslo-akkoorden staan me nog bij.
En ik was ontzet door de moord op Rabin, nota bene door een landgenoot.
Bij zijn begrafenis waren vele wereldleiders aanwezig.
We konden het live op de televisie volgen en we vochten tegen onze tranen.
En steeds was er toch weer hoop op vrede, of in ieder geval op samenleven
zonder strijd.
Die hoop lijkt nu verder weg dan ooit, volk van God of niet...
Kees Steketee