artikelen  

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN


Met kop en schouders (22  juli 2006)

 “In Benjamin woonde een man die Kis heette. Hij was een zoon van Abiël, die
een zoon was van Seror, de zoon van Bechorat, de zoon van Afiach. Hij
behoorde tot de stam Benjamin en was een vermogend man. Hij had een zoon
die Saul heette, een lange, goedgebouwde jongeman die met kop en
schouders boven iedereen in Israël uitstak.”

Bovenstaande zin staat in I Samuël 9. Het zijn de verzen 1 en 2, zoals ze zijn vertaald in de Nieuwe
Bijbelvertaling.
In de Statenvertaling stond, ik vond dat altijd zo mooi, ‘van zijn schouders en opwaarts was hij hoger
dan al het volk.’
Saul was een rijzige man, dat is duidelijk.
Daarom vond, en vind, ik het altijd zo bijzonder als ik het verhaal van David en Goliath lees, dat
men eerst David de uitrusting van Saul probeert aan te trekken. Die is hem toch veel te groot, denk
ik dan, die hoeft ie niet eens te passen…
En of je nou de Statenvertaling er op na leest, de NBG-vertaling van 1951, Groot Nieuws, de
Willibrord of de Nieuwe Vertaling, nergens wordt gerept over de grote maat van Sauls wapenrok.
Toch vreemd dat de Bijbelschrijver daar niet over spreekt.
Maar dan is er de Naardense Bijbel.
Daar lees ik in I Samuël 17: “Saul kleedt David in zijn bovenmaatse uitrusting…”
Je vraagt je dan af hoe dat mogelijk is. Staat er dan toch iets in het Hebreeuws dat de grootte van
Sauls kleding aanduidt? Dan is het toch wel bijzonder dat Pieter Oussoren de eerste en enige is
die dat gezien heeft!
Ik word nieuwsgierig en wil de zaak onderzoeken.
Nou valt dat niet mee met mijn niet meer dan basale en overigens niet bijgehouden kennis van het
Hebreeuws.
Toch lukt het om, met het combineren van verschillende concordanties, te ontdekken dat het woord
uit I Samuël 17 dat doorgaans wordt vertaald met ‘uitrusting’ in het Hebreeuws ‘mad’ luidt.
Het komt 12 keer voor in het Oude Testament en het woordenboek geeft de vertaling ‘kleed,
kledingstuk, gewaad’. In mijn Hebreeuws-Engelse concordantie wordt ook de vertaling ‘gestalte,
lengte, formaat’ genoemd. (Dat is dan weer de vertaling van het Engelse woordenboek voor
‘stature’…)
Het woord komt ook voor in II Samuël 21:20.  Het gaat daar over een man met zes vingers aan elke
hand en zes tenen aan elke voet. In de Nieuwe Bijbelvertaling lezen we ‘vechtjas’, hetgeen me een
tamelijk vrije vertaling lijkt. De NBG zegt ‘een man van zeer grote lengte’, Groot Nieuws schrijft ‘een
man van ongewone lengte’, in de Statenvertaling staat ‘een zeer lang man’ en de Willibrord noemt
hem ‘een reus van een man’.
Het was eerdere bijbelvertalers kennelijk wel bekend dat het woord ‘mad’ iets te maken kon hebben
met iets groots…
De Naardense Bijbel heeft het, consequent als hij wil zijn, over ‘een bovenmaats man’, inderdaad
hetzelfde woord als bij Sauls wapenrusting (in I Samuël 17).
Wat dan wel weer opvalt is dat in I Samuël 18:4 de wapenrusting van Jonathan (Oussoren:
Jehonatan) ook ‘bovenmaats’ is, maar in II Samuël 20:8 die van Joab, ook hetzelfde Hebreeuwse
woord, weer niet…

Overigens zien we ook in I Samuël 9:2 veel verschillen tussen de vertalingen: In de Statenvertaling
en in de NBG is Saul ‘hoger dan al het volk’, in de Groot Nieuws Bijbel en de Willibrordvertaling
stak hij ‘boven iedereen’ uit en in de Nieuwe Bijbelvertaling boven ‘iedereen in Israël’.
In de Naardense Bijbel tenslotte ‘reikt hij hoger dan heel de gemeente’.
De neiging om te proberen ook uit te zoeken hoe Oussoren aan het woord ‘gemeente’ komt, heb ik
gedeeltelijk onderdrukt.
Wel probeerde ik een snelle en moderne zoekactie op het internet (via www.bijbel.startpagina.nl en
vervolgens de link ‘studiebijbel’).
Ik vond dat het woord ‘volk’ zoals het in het Hebreeuws staat zoiets betekent als ‘volk, uit een
gemeenschap’, een ‘verzamelde eenheid’.
Ook in dit geval lijkt het alsof Oussoren het net weer iets preciezer heeft vertaald dan de vertalingen
die we kennen.

Het zijn maar twee kleine voorbeeldjes, en vrij willekeurig gekozen.
En het is misschien wat overdreven om te stellen dat de Naardense Bijbel met kop en schouders
boven andere uitsteekt.
Maar opvallend is hij in ieder geval wel.
Wat niet wegneemt dat het bijzonder blijft dat David probeert de kleren van de grote Saul aan te
trekken...

Kees Steketee

Hieronder de teksten waarover wordt gesproken:

I Samuël 9 : 1 en 2
Er is een man uit Benjamin
en zijn naam is Kiesj,- zoon van Aviël
zoon van Tseror zoon van Bechorat
   zoon van Afiach
   zoon van een Benjaminiet,-
een held van vermogen.
Hem is een zoon geworden
   en diens naam is Saul,- gewenst,
   jong en schoon,
niemand uit de zonen Israël
   is schoner dan hij;
met kop en schouders
reikt hij hoger dan heel de gemeente.

I Samuël 17 : 38 en 39
Saul kleedt David
   in zijn bovenmaatse uitrusting
en heeft hem een helm van koper
   op zijn hoofd gegeven;
hij kleedt hem in een pantser.
Dan gordt David zich zijn zwaard aan
   over zijn bovenmaatse kleren
   en doet zijn best om daarin te lopen,
   want dat heeft hij nooit geoefend;
David zegt tot Saul:
ik kan het niet, lopen hierin
   want dat heb ik nooit geoefend!-
en David doet ze weer uit.

I Samuël 18 : 4
Dan trekt Jehonatan
het overkleed dat hij om heeft uit,
en geeft het aan David;
ook zijn bovenmaatse uitrusting
tot en met zijn zwaard,
   zijn boog en zijn gordel.

II Samuël 21 : 20
Er woedt nogmaals oorlog, in Gat;
en er is dan een bovenmaats man;
en de vingers van zijn handen
   en de vingers van zijn voeten
zijn er zes en weer zes aan ieder,
   vierentwintig in getal:
ook hij is gebaard aan Rafa.

>  STARTPAGINA
>  ARTIKELEN