artikelen
> STARTPAGINA
> ARTIKELEN
Bescheidenheid
(5 augustus 2006)
Godfried Bomans zei
eens: “Wie bescheiden is wil graag twee maal
geprezen worden.”
In mijn beleving bedoelde hij daarmee dat het vanzelfsprekend is dat
bescheidenheid een deugd is, en dus een prijzenswaardige
eigenschap, maar dat
ook het uitdragen van die bescheidenheid alom
respect afdwingt. En volgens
Bomans wringt daar de schoen want in
wezen is dat laatste een contradictio in
terminis, een tegenstelling in
zichzelf: wie echt bescheiden is loopt daar
niet mee te koop…
Als christen, denk
ik, voer je eigenschappen als rechtvaardigheid, matigheid en rechtschapenheid
hoog in het vaandel.
Bescheidenheid wordt als een deugd gezien, en terecht.
Zo lang het niet teveel doorslaat: Ik herinner me een dominee die zei: “Je
hoeft je zélf niet weg te
gooien, dat doen anderen wel voor je…”
Maar zo af en toe ‘de minste willen wezen’ lijkt me doorgaans niet verkeerd.
Als ik om me heen zie met wat voor grote monden mensen soms zijn uitgerust kan
ik alleen maar
constateren dat de deugd bescheidenheid niet overal meer
gepropageerd wordt.
En natuurlijk is er de keerzijde: bescheidenheid, jezelf weg willen cijferen,
heeft ook iets van een
ondeugd. Een beetje aanstellerig, zelfbeklag, zie mij
eens, ik arme, ik slechterik. Een leraar op
school bad eens: “O God, U weet
niet half hoe slecht we zijn…”
Maar matigheid, je
beheersen, niet alles hoeven hebben, lijkt me een goede eigenschap.
Overdadige
luxe, is dat christelijk?
Als ik hoor dat er plaatsen in Nederland zijn waar tijdens de kerkdiensten van
de, natuurlijk uiterst
rechtzinnige, gemeente er bij toerbeurten jongeren
tijdens de dienst op de parkeerplaats bij de kerk
het wagenpark van de
gemeenteleden in de gaten houden, om te voorkomen dat de dure
Mercedessen en
BMW’s zouden kunnen worden opengebroken, dan wekt dat toch op zijn minst
enige
verbazing.
Van bescheidenheid, soberheid, matigheid lijkt dan niet veel sprake.
Toen ik jong was bestond het nog: het
rode gevaar!
Elk moment konden de Russen ons land binnenvallen. Het was de tijd van de
koude oorlog.
In die tijd keken christenen ook anders tegen “rooien” aan. Een openbare
school werd al gauw een
rooie school genoemd.
Ik dacht dat dat tegenwoordig anders was, tot ik onlangs op een
verjaarspartijtje de term zomaar
weer hoorde gebruiken: “dat zijn allemaal
rooien…”
Ik moet zeggen dat ik me verbaasde.
Ik heb de neiging het christelijke ideaal van soberheid en matigheid te
associëren met, wat mij
betreft gematigde (!), linkse politiek.
Churchill schijnt
eens gezegd te hebben: Als je twintig bent, en je bent geen socialist, dan heb
je
geen gevoel, als je dertig bent en je bent het nóg, dan heb je geen
verstand.
Een leuke one-liner, dat zeker.
Ook gaf iemand eens een definitie van het socialisme die (ongeveer) luidde als
“de ideologie van
de jaloezie, gebaseerd op het principe van de afgunst”.
Beide zijn natuurlijk opmerkingen van anti-socialisten.
Wat wil ik hiermee nou eigenlijk?
Een lans breken voor het socialisme? Voor de PvdA?
Nee, zeker niet.
Want ook ik zie dat “gelijk zijn” en “nivellering” vaak niet voortkomt uit
de wens dat mijn buurman
het net zo goed zal hebben als ik, maar veeleer uit
de wens dat ik het net zo goed, of liever beter,
zal hebben dan die buurman…
De eerste
christengemeente leefde ook als een soort van socialistische, communistische
zo men
wel, gemeenschap: alle bezittingen werden gedeeld.
(Nou ja, alle… Dat Ananias en Saffira dood neervielen, kwam niet omdat ze níet
alles hadden
verkocht ten bate van de gemeente, maar omdat ze daarover niet de
waarheid spraken. Over de
zwaarte van de straf die daarop blijkbaar stond kan
men overigens van mening verschillen…)
Maar vaak levert een prachtig principe niet altijd een prachtig resultaat.
Want de mens blijft een mens, en houdt toch ook zijn minder positieve trekjes.
We hebben, al zijn
we nog zo bescheiden, nog zo meelevend, nog zo betrokken,
toch ook onze, om maar iets te
noemen, egoïstische kantjes, we zijn van tijd
tot tijd lui, we hebben soms ook gewoon geen zin om
ons van onze goede kant te
laten zien…
En een gedwongen opgelegd systeem werkt, de geschiedenis leert het, gewoon
niet: ik kan me ook
best voorstellen dat je, als je hard werkt en je uitslooft
en vervolgens ziet dat je buurman die de
kantjes er van af loopt het net zo
goed heeft als jij, wat minder geïnspireerd raakt om je best te
doen.
Mijn conclusie:
Een principe kan mooi zijn, zowel het principe van bescheidenheid, als, en dat
ligt dus m.i. in het
verlengde, het principe van gelijkheid. Maar de praktijk
is vaak een stuk weerbarstiger.
Toch neemt dat niet weg dat ik vind dat bij een christelijke levensinstelling
het principe van
bescheidenheid goed past, en dus ook het principe van
gelijkheid.
Ergens voor strijden, voor het principe dat je voorstaat, en tégen die
weerbarstige praktijk die je
principe dreigt te frustreren, is ook een mooie
eigenschap…